Vorbereitung toetsweek juni 2024 H/V 2

Vorbereitung toetsweek juni 2024 H/V 2
In deze toets:

Leesteksten (korte, leuke en fijn te lezen teksten) 

Grammatik (Wiederholung + Modalverben)

Wörter (Seite 164 + 165) = NL - D + D - NL 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vorbereitung toetsweek juni 2024 H/V 2
In deze toets:

Leesteksten (korte, leuke en fijn te lezen teksten) 

Grammatik (Wiederholung + Modalverben)

Wörter (Seite 164 + 165) = NL - D + D - NL 

Slide 1 - Tekstslide

Landeskunde
- Deel ik in deze LessonUP met jullie

- Verwerk ik wel in de toets maar als bonus

Slide 2 - Tekstslide

Wörter
Seite 164 + 165

+ zie jullie Study Go 

Slide 3 - Tekstslide

Wörterliste
...omdat StudyGo Premium niet meer vanzelfsprekend is...
gefährlich - gevaarlijk
die Miete - de huur
der Grund - de reden
beliebt - geliefd / populair
der Lärm - het lawaai
leer - leeg
Geräusche - geluiden 

Slide 4 - Tekstslide

Wörterliste 
teuer - duur
erzählen - vertellen
komisch - grappig
die Klassenarbeit - het huiswerk
möchten - zou graag willen
die Eintritt - de entree / de ingang
das Erlebnis - het avontuur / de beleving / de ervaring
Auftritt - optreden


Slide 5 - Tekstslide

Wörterliste
Eingang - ingang
anstrengend - vermoeiend
manchmal - soms
ständig - constant / telkens weer
immer - altijd
Lust haben auf - zin hebben in 
entfernt - verwijderd
das Konto - de rekening

Slide 6 - Tekstslide

Wörterliste
gemütlich - gezellig
deswegen - daarom
außerdem - bovendien 
die Hauptstadt - de hoofdstad
leider- helaas
Taschengeld - zakgeld 
täglich - dagelijks
nett - aardig / vriendelijk 

Slide 7 - Tekstslide

Wörterliste 
oft - vaak
schlimm - erg 
fehlen - ontbreken
faul - lui
günstig - goedkoop 
die Milch - de melk
ab und zu - af en toe
das Geschäft - de winkel

Slide 8 - Tekstslide

Wörterliste 
leicht - makkelijk 
etwas - iets 
an der Reihe sein - aan de beurt zijn 
die Kirche - de kerk 
der Ausflug - het uitstapje 

Slide 9 - Tekstslide

Haben, sein & werden

Slide 10 - Tekstslide

haben/sein/werden
timer
9:00

Slide 11 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Maar let ook op de volgende taalregel:
zeichnen
atmen
rechnen
ich
zeichne
atme
rechne
du 
zeichnest
atmest
rechnest
Pieter/Irma
zeichnet
atmet
rechnet
wir
zeichnen
atmen
rechnen
ihr
zeichnet
atmet
rechnet
sie/Sie
zeichnen
atmen
rechnen

Slide 14 - Tekstslide

Grammatik: de voltooide tijd
Hoe maak je dit ook alweer? 
Wat zijn de uitzonderingen? 

Slide 15 - Tekstslide

Ge - stam - t 
ich 
habe
gespielt
du
hast
gespielt
er/sie es
hat
gespielt
wir
haben
gespielt
ihr
habt
gespielt
sie/Sie
haben
gespielt
Het werkwoord 'spielen' in de voltooide tijd

Slide 16 - Tekstslide

Alleen wanneer de stam eindigt op een -d of een -t 
= ge - stam - et 

Kijk maar:
- arbeiten = ge arbeit et 
melden = ge meld et 


Slide 17 - Tekstslide

Maar die extra -e ook bij 
- zeichnen 
= ge zeichn et 

atmen 
= ge atm et 

Slide 18 - Tekstslide

De voltooide tijd:
Sterke werkwoorden

Lijkt oh zo veel op de vervoeging van de Nederlandse sterke ww

Werkwoorden die in het Nederlands sterk zijn, zijn dit in het Duits vaak ook.
helpen - geholpen     = helfen - geholfen                    
doen - gedaan             = tun - getan
slapen - geslapen      = schlafen - geschlafen     
treffen - getroffen      = treffen - getroffen   
verliezen - verloren    = verlieren - verloren
schrijven - geschreven = schreiben - geschrieben



Slide 19 - Tekstslide

üben voltooide tijd! 
https://deutsch.lingolia.com/de/grammatik/zeitformen/perfekt/uebungen

Slide 20 - Tekstslide

modale werkwoorden

dürfen

können

mögen

müssen

sollen

wollen

wissen
ich
darf
kann
mag 
muss
soll
will
weiß
du
darf-  st
kann - st 
mag - st
muss - t
soll - st
will - st
weiß - t
er/sie/es
darf
kann
mag
muss
soll
wil
weiß
wir
dürf - en
könn - en
mög - en
müss - en
solle - en
woll - en
wiss - en
ihr
dürf - t
könn -
mög - t
müss - t
soll - t
woll - t
wiss - t
sie/Sie
dürf - en
könn - en
mög - en
müss - en
soll - en
woll - en
wiss - en
ge-durf-t
ge-konn-t
ge-moch-t
ge-muss-t
ge-soll-t
ge - woll -t
ge-wuss- t

Slide 21 - Tekstslide

Leesteksten 
Ze zijn makkelijk leesbaar en eenvoudig te verwerken

Ik zoek wat geschikte teksten om te oefenen en deel deze met jullie 


Slide 22 - Tekstslide

Oefenen lezen online 
https://deutsch-vorbereitung.com/uebung-782.html

Via deze site kunnen jullie leesvaardigheid oefenen

Slide 23 - Tekstslide

üben Modalverben
https://wordwall.net/de/resource/14493013/modalverben


Slide 24 - Tekstslide

Wanneer begint het EK 2024?
A
Donderdag 13 Juni
B
Vrijdag 14 Juni
C
Zaterdag 15 Juni
D
Zondag 16 Juni

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer was Jan op vakantie?
Text
A
in de zomer
B
in de herfst
C
in de lente
D
in de winter

Slide 26 - Quizvraag


Hoe heet het Duitse elftal
A
Die Deutsche
B
Die Mannschaft
C
Die Freunde
D
Die Helden

Slide 27 - Quizvraag

Was het hotel goed of slecht?
Text
A
Gut
B
Schlecht

Slide 28 - Quizvraag

Wat hebben ze op de laatste vakantiedag gedronken?
Text
A
Nichts
B
Bier
C
Wein
D
Schnaps

Slide 29 - Quizvraag

het sterke werkwoord geben ziet er bij 'er' als volgt uit:
A
gibt
B
giebt
C
gebt
D
gebet

Slide 30 - Quizvraag

het sterke werkwoord verlassen ziet er bij 'du' als volgt uit:
A
verlassst
B
verlasst
C
verlast
D
verlässt

Slide 31 - Quizvraag

Wie is regerend Europees Kampioen? (2020)
A
Italië
B
Spanje
C
Engeland
D
Frankrijk

Slide 32 - Quizvraag

möchten (ihr)
A
möcht
B
möchte
C
möchtet
D
möchten

Slide 33 - Quizvraag

(möchten)
Ich ________ etwas trinken, ihr _____lieber etwas essen.
A
möchte / möchte
B
möchte / möchtet
C
möchtet / möchte
D
möchtet / möchten

Slide 34 - Quizvraag

Sterke werkwoord:
Hij rijdt
A
er fahrt
B
er fährt

Slide 35 - Quizvraag

Wat is hier het juiste voltooid deelwoord van het (sterke) werkwoord 'schwimmen'?
A
ich kann nicht schwimmen
B
geschwommen
C
geschwimmt
D
geschwomen

Slide 36 - Quizvraag

....... Susanne auch ins Kino? (gehen)
A
gehe
B
gehst
C
geht
D
gehen

Slide 37 - Quizvraag

Wie .... du? (heißen)
A
heißt
B
heißst
C
heißest

Slide 38 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van leben is...
A
gelebd
B
geliebt
C
gelebt
D
geleben

Slide 39 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van kochen is...
A
gekochet
B
gekocht
C
gekochen
D
gekochd

Slide 40 - Quizvraag

Sterke werkwoorden voltooide tijd
https://wordwall.net/de/resource/2110118/deutsch-als-fremdsprache/starke-verben

Slide 41 - Tekstslide

(regnen)
Gestern hat es viel...........
A
geregenet
B
geregnent
C
geregnet
D
geregent

Slide 42 - Quizvraag

(bezahlen)
Wie viel hast du für die Wohnung........
A
bezahlt
B
gebezahlt

Slide 43 - Quizvraag