OPS oefentoets

Oefentoets OPS 
Doelgroepbeschrijving naar ontwikkelingsfase > de baby (0-1,5 jaar) > de peuter (1,5 – 4 jaar) > het basisschoolkind: (4 – 12 jaar) - de kleuter (4 – 6 jaar) - het jonge schoolkind (6 – 9 jaar) - het oudere schoolkind (9 – 12 jaar) > de puber (12 – 16 jaar) > de adolescent (16 -21 jaar) > de volwassene: (21 – 65 jaar) - de jonge volwassene (21 – 40 jaar) - de middelbare leeftijd (40 – 45 jaar) - de vroege ouderdom (55 – 65 jaar) > de ouderdom (65 jaar en ouder)

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Sport en BewegenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets OPS 
Doelgroepbeschrijving naar ontwikkelingsfase > de baby (0-1,5 jaar) > de peuter (1,5 – 4 jaar) > het basisschoolkind: (4 – 12 jaar) - de kleuter (4 – 6 jaar) - het jonge schoolkind (6 – 9 jaar) - het oudere schoolkind (9 – 12 jaar) > de puber (12 – 16 jaar) > de adolescent (16 -21 jaar) > de volwassene: (21 – 65 jaar) - de jonge volwassene (21 – 40 jaar) - de middelbare leeftijd (40 – 45 jaar) - de vroege ouderdom (55 – 65 jaar) > de ouderdom (65 jaar en ouder)

Slide 1 - Tekstslide

Wat is abstract denken precies?
A
Een grote fantasiewereld creëren en dat voor waar zien.
B
Wat je niet ziet, bestaat niet. Weg = weg.
C
Dingen die niet direct waarneembaar zijn toch goed in kunnen schatten.
D
Alle 3 de antwoorden zijn waar.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is geen motorische ontwikkeling van het jonge schoolkind?
A
Eleganter gaan bewegen
B
Speelgedrag gericht op constructies
C
Prestatie leveren wordt belangrijker
D
Melkzuursysteem matig ontwikkeld

Slide 3 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van de cognitieve ontwikkeling van het jonge schoolkind:

Slide 4 - Open vraag

Waarom zijn succeservaringen en positief coachen belangrijk?

Slide 5 - Open vraag

Wanneer het oudere basisschoolkind nadenkt over de toekomst en of maatschappelijke problemen, dan noemen we dat:
A
Negatief zelfbeeld
B
Reflecteren
C
Vergelijken
D
Identificeren

Slide 6 - Quizvraag

Luister
Norm
Waarde
handelen uit liefde 
Elkaars bezit respecteren
We hebben respect voor elkaars geloofsovertuiging 
Je staat op voor ouderen en zwangere vrouwen in het openbaar vervoer.
Geduld en respect
Behulpzaamheid

Slide 7 - Sleepvraag

Bewegen bij de baby gebeurt in de eerste instantie reflexmatig, onder welke invalshoek valt deze ontwikkeling?
A
Motorische ontwikkeling
B
Cognitieve ontwikkeling
C
Sociaal/affectieve ontwikkeling
D
Alle antwoorden zijn fout.

Slide 8 - Quizvraag

De hechting aan een stabiele, betrouwbare verzorger is belangrijk voor de .....................van de baby
A
Motorische ontwikkeling
B
Cognitieve ontwikkeling
C
Sociaal/affectieve ontwikkeling
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen motorische ontwikkeling van het jonge schoolkind?
A
Eleganter gaan bewegen
B
Speelgedrag gericht op constructies
C
Prestatie leveren wordt belangrijker
D
Melkzuursysteem matig ontwikkeld

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen sociaal-affectieve ontwikkeling?
A
Eigen identiteit ontwikkelen
B
Lust gekoppeld aan zindelijk worden
C
Leren via de tast
D
Zintuigelijk genot

Slide 11 - Quizvraag

Wat is abstract denken precies?
A
Een grote fantasiewereld creëren en dat voor waar zien.
B
Wat je niet ziet, bestaat niet. Weg = weg.
C
Dingen die niet direct waarneembaar zijn toch goed in kunnen schatten.
D
Alle 3 de antwoorden zijn waar.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is grove motoriek?
A
tekenen
B
schrijven
C
rennen
D
knippen

Slide 13 - Quizvraag

Als sportleider moet ik aansluiten op de rijke belevingswereld van de peuter
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Stelling 1: Veter strikken is fijne motoriek
Stelling 2: Een bal weg schoppen is fijne motoriek
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Een peergroup kan een grotere invloed hebben dan ouders.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

1. Norm: Als iemand geld pint uit een
pinautomaat, hou je afstand.
2. Waarde: Respect voor privacy.
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 17 - Quizvraag

Maak voor jezelf 2 rijtjes.
Wat kost jou energie, en wat geeft jou energie??

Slide 18 - Open vraag

Wat zijn de belangrijkste sociaal affectieve ontwikkelingen bij de jong volwassenen?
A
Eerste levensevaluatie , midlifecrisis , ouderschap
B
Aangaan vaste relatie, ouderschap, vaste werkkring
C
Toename probleemdrinkers, aangaan van een vaste relatie, vaste werkkring
D
Aangaan vaste relatie, midlifecrisis, vaste werkkring

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer je jong volwassen bent val je binnen de leeftijdscategorie:
A
18 tot 21 jaar
B
21 tot 40 jaar
C
40 tot 55 jaar
D
alle antwoorden zijn juist.

Slide 20 - Quizvraag

Wat was abstract denken ook alweer?
Geef hierbij een voorbeeld uit de praktijk.

Slide 21 - Open vraag

De jongvolwassenheid wordt ook wel 'het spitsuur van het leven' genoemd, wat is de meest voorkomende psychische stoornis in deze leeftijdsfase en hoe kenmerkt zich dit?

Slide 22 - Open vraag

Als sportdocent moet je wat betreft de sportprestatie mensen van middelbare leeftijd...
A
Remmen!
B
Beperken
C
Niet onderschatten
D
Uitdagen tot de top.

Slide 23 - Quizvraag

Leg uit in jouw woorden wat er bedoeld wordt met de meno/ penopauze en midlifecrisis bij mannen en vrouwen ??

Slide 24 - Open vraag

Wat moet je vooral niet vergeten bij het lesgeven aan 'ouderen'
A
Dat ze plezier moeten hebben!
B
Dat ze kunnen aangeven wat ze wel en niet kunnen.
C
Dat ze meer kunnen dan je denkt.
D
Bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 25 - Quizvraag

Wat bedoelen we met het lege-nestsyndroom?

Slide 26 - Open vraag

In welke 3 fasen wordt de volwassenheid verdeeld en welke leeftijden hanger hieraan?

Slide 27 - Open vraag

De cognitieve ontwikkeling bij adolescentie verloopt in een snel tempo. De hersenen zijn rond hun 21e levensjaar vrijwel helemaal volgroeid. Er vinden hierbij 4 grote veranderingen plaats. Benoem deze 4.

Slide 28 - Open vraag