Taalkunde (voorzetselvoorwerp 2)

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze week:
Schrijfopdracht 3
Terugblik ambiguïteit
Uitleg voorzetselvoorwerp
Uitleg schrijfopdracht 3

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kent de term voorzetselvoorwerp;

Je kunt een voorzetselvoorwerp zelf toepassen in een eigen tekst.

Herhalen:
Ambiguïteit
Voorzetselvoorwerp

Schrijfopdracht


Oefenen met schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Pareltjes van krantenkoppen

Op welke manier zijn deze zinnen ambigu?
(1) Doelstelling van 10.600 zwaar gewonden in het verkeer verder weg dan ooit

(2) Politie neemt hond mee na urenlang blaffen

(3) Tieners lopen weg uit instelling, allen terecht

(4) Nederlandse kinderen van 9 en 10 jaar lezen minder goed dan 5 jaar geleden


Slide 4 - Tekstslide

Huiswerkopdracht
Vul hier de voorzetselvoorwerpen in die je hebt genoteerd

Slide 5 - Open vraag

aan
met
op
naar
denken
wachten
reageren
lijden
solliciteren
streven
kijk hebben
verwijzen
voorafgaan
spotten

Slide 6 - Sleepvraag

Hoewel een deel van de leerlingen voor rumoer zorgt, verdiept het leergierige groepje leerlingen zich in de leerstof die nuttig is om te weten.
Ondanks de oprukkende Russische troepen, verlangen veel angstige Oekraïense burgers naar een langer verblijf in hun eigen huis.
Nu de lente lonkt, smachten veel mensen die vele maanden gebukt gingen onder miserabele maanden, in de stad naar een drankje op het terras.
De Russische burgers worden door de propaganda gemanipuleerd, waardoor ze niet denken aan Oekraïense slachtoffers, maar denken dat Rusland het buurland redt.
(A) Bijwoordelijke bijzin – persoonsvorm/werkwoordelijk gezegde - *bijvoeglijke bepaling* onderwerp - voorzetselvoorwerp (A) 
(B) Onderwerp – persoonsvorm – bijwoordelijke bepaling – werkwoordelijk gezegde – bijwoordelijke bijzin – nevenschikkend samengestelde zin met persoonsvorm – lijdendvoorwerpszin (os) (B) 
(C) Bijwoordelijke bijzin – persoonsvorm/werkwoordelijk gezegde – onderwerp met bijvoeglijke bijzin – bijwoordelijke bepaling - voorzetselvoorwerp (C) 
(D) Bijwoordelijke bijzin – persoonsvorm/werkwoordelijk gezegde – onderwerp met bijvoeglijke bijzin – bijwoordelijke bepaling - voorzetselvoorwerp (D) 
A
B
C
D

Slide 7 - Sleepvraag

Erwin Olaf
Wat zie je?
Wat denk je?
Wat vraag jij je af?

Slide 8 - Tekstslide

Schrijfopdracht 3
Schrijf een persoonlijk ikje

120 woorden
2 voorzetselvoorwerpen
1 ambigue zin
2 samengestelde zinnen (NS + OS)
1 naamwoordelijk gezegde

Slide 9 - Tekstslide

Klim in de pen van de journalist
Schrijf een informerend onderschrift bij een van onderstaande nieuwsfoto's. Jij kiest de foto.
Je gebruikt een vast combinatie van een werkwoord met een voorzetsel (zie spinner).
Daarnaast gebruik je minimaal 1 bijvoeglijke bepaling, een samengestelde zin en 2 bijwoordelijke bepalingen.

Slide 10 - Tekstslide

Noteer hier jouw onderschrift
Let op: 1 voorzetselvoorwerp, 1 bijvoeglijke bepaling, 3 bwb's en 1 samengestelde zin.

Slide 11 - Open vraag

Schrijfopdracht 3
Schrijf een persoonlijk ikje

120 woorden
2 voorzetselvoorwerpen
1 ambigue zin
2 samengestelde zinnen (NS + OS)

Slide 12 - Tekstslide

Deze week:
Schrijfopdracht 3
Morgen:
uitleg over presentatie van een scheikundig element

Slide 13 - Tekstslide