Grammatica zd: Herhaling persoonsvorm, zinsdeelstreepjes, onderwerp

Grammatica zd: Herhaling persoonsvorm, zinsdeelstreepjes, onderwerp
Welkom klas 2F
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas
Stap 2: Pak je boek, leesboek, schrift en laptop.
Stap 3: Log in bij Lessonup met je EIGEN NAAM.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zd: Herhaling persoonsvorm, zinsdeelstreepjes, onderwerp
Welkom klas 2F
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas
Stap 2: Pak je boek, leesboek, schrift en laptop.
Stap 3: Log in bij Lessonup met je EIGEN NAAM.

Slide 1 - Tekstslide

Noteer de persoonsvorm van de zin: Waar staat de Eiffeltoren?

Slide 2 - Open vraag

Leerdoelen
  • Ik kan aan het einde van de les de persoonsvorm in een zin vinden.
  • Ik kan aan het einde van de les de zin verdelen in zinsdeelstreepjes.
  • Ik kan aan het einde van de les het onderwerp vinden in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Wat ga je doen?
  • Lezen
  • Persoonsvorm, zinsdeelstreepjes en het onderwerp vinden.
  • Huiswerk: Opdracht 1 en 2 De brug blz. 254 en 255
  • Controle leerdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Lezen in je leesboek



Je gaat 10 minuten, in stilte, lezen in je leesboek.




timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Noem drie manieren om de persoonsvorm te vinden

Slide 6 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Op school moeten we persoonsvormen vinden bij grammatica.

Slide 7 - Open vraag

Persoonsvorm
Persoonsvorm: De persoonsvorm is altijd een werkwoord die de vorm van de persoon/het ding verandert.
Hoe vind je de persoonsvorm?
1. De zin in een andere tijd zetten. (tegenwoordige tijd naar verleden tijd en andersom). Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
2. De zin van getal veranderen. (Van enkelvoud naar meervoud en andersom). Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
3. De zin vragend maken. Het eerste werkwoord komt vooraan.
Let op: Vraagwoorden als wanneer, waar, waarom, hoe etc . zijn geen persoonsvormen!

Slide 8 - Tekstslide

Noteer de persoonsvorm uit de zin: Ben jij er ooit geweest?

Slide 9 - Open vraag

Zet deze zin in zinsdeelstreepjes:
Zet zinsdeelstreepjes. Na deze les begrijp ik de grammatica een stuk beter!
Doe het zo: Na/deze/les/..........

Slide 10 - Open vraag

Zinsdeelstreepjes: Hoe zat het ook alweer?
Zinsdelen: groep woorden die bij elkaar hoort.
Hoe weet je of een woord/groep woorden een zinsdeel is of niet?
Stap 1: Zoek de persoonsvorm. Voor en achter de persoonsvorm moeten streepjes staan.
Stap 2: Alles wat voor de persoonsvorm staat is een zinsdeel.
Stap 3: Doe de zinsdeelproef: Zet een woord voor de persoonsvorm neer en kijk of de zin nog loopt. Is de zin goed? Dan komt er een streepje achter.
Tip: Meerdere werkwoorden achter elkaar? Dat is één zinsdeel!

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld: Mijn vader heeft vorige week een mooie auto gekocht.
Stap 1 = pv = heeft
Mijn vader/heeft/vorige week een mooie auto gekocht.
Stap 2= Alles voor de pv is 1 zinsdeel.
Mijn vader/heeft/vorige week een mooie auto gekocht.
Stap 3= Zinsdeelproef. (Is 'vorige' wel of niet een zinsdeel)
Vorige/ heeft/ mijn vader/ week een mooie auto gekocht.
Deze zin loopt niet, dus er moet nog wat bij.
Vorige week/ heeft/ mijn vader/ een mooie auto gekocht. (Dat klopt wel = ZD)
Mijn vader/heeft/vorige week/ een mooie auto/ gekocht.

Tip: Meerdere werkwoorden achter elkaar? Dat is één zinsdeel.

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen: zet de zin in zinsdeelstreepjes: De vader van mijn opa heeft vroeger in Spanje gewoond.
(Let op hoofdletters en leestekens)

Slide 13 - Open vraag

Het onderwerp van een zin!
  • Het onderwerp is de doener. Dat kan een mens, dier of ding zijn. Degene die de actie doet.
Hoe vind je het onderwerp? Er zijn twee manieren:
  • Stel de vraag: Wie of wat + persoonsvorm (niet meer)? Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
  • Veranderen van getal: Van enkelvoud naar meervoud of andersom. Het woord dat verandert is het onderwerp.

Slide 14 - Tekstslide

Ontleed de onderstaande zin
Mijn oom uit het Spaanse Mallorca zou een splinternieuwe motor hebben gekocht.

Pv:
Zinsdeelstreepjes: Neem de zin over en zet dan de streepjes.
Ow:

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord
Mijn oom uit het Spaanse Mallorca /zou/ een splinternieuwe motor/ hebben gekocht.
Pv: zou
Zinsdeelstreepjes: Neem de zin over en zet dan de streepjes.
Ow: Mijn oom uit het Spaanse Mallorca

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Maken in je schrift: blz. 254 + 255 opdracht 1 en 2

Slide 17 - Tekstslide