Taalverzorging H2: Het onderwerp

Welkom klas 1 mavo
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook (dicht), je boek Nederlands en je schrift.
Stap 3: Noteer de persoonsvorm van deze zin en zet de zin in zinsdeelstreepjes:  Wie doet de afwas vanavond?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 1 mavo
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook (dicht), je boek Nederlands en je schrift.
Stap 3: Noteer de persoonsvorm van deze zin en zet de zin in zinsdeelstreepjes:  Wie doet de afwas vanavond?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan het onderwerp van een zin vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Lezen
  • Herhaling persoonsvorm en zinsdeelstreepjes.
  • Het onderwerp.
  • Oefenen met het onderwerp
  • Huiswerk volgende les:
  • Les afsluiten 

Slide 3 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
Je gaat lezen in je leesboek. Heb je je boek uit? Dan werk je in stilte aan de opdracht: De Fakebookpagina. 
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Benoem de persoonsvorm van deze zin: De aanvoerder van Oranje geeft vanavond een persconferentie.

Slide 5 - Open vraag

Zet de volgende zin in zinsdeelstreepjes: De aanvoerder van Oranje geeft vanavond een persconferentie.

Slide 6 - Open vraag

Wie/wat is degene die het doet in de zin: 'De aanvoerder van Oranje geeft vanavond een persconferentie. '?
A
De aanvoerder
B
De aanvoerder van Oranje
C
van Oranje
D
een persconferentie

Slide 7 - Quizvraag

Het onderwerp
Het onderwerp: Degene die het altijd doet. Het onderwerp gaat samen met de persoonsvorm. 
Hoe vind je het onderwerp? Er zijn twee manieren:
1. Stel de vraag: Wie of wat + de persoonsvorm. Het antwoord op die vraag is het onderwerp: Mijn vader koopt een auto. Wie koopt? Mijn vader.
2. Verander het onderwerp van getal. Ga van 1 persoon/ding naar 2 personen/dingen en andersom. 

Slide 8 - Tekstslide

Benoem het onderwerp van de zin: Gisteren heeft mijn broer bij de slager worst gekocht.

Slide 9 - Open vraag

Noem het onderwerp: Zouden mijn oma en opa mij niet op komen halen?

Slide 10 - Open vraag

Benoem het onderwerp van de zin: Wie van jullie heeft gisteren de chocolade opgegeten?

Slide 11 - Open vraag

Ik vind het moeilijk om het onderwerp van een zin te vinden.
Ja
Nee

Slide 12 - Poll

Aan het werk
Maken: Opdracht 1 t/m 3 online: Taalverzorging h2: Grammatica zinsdelen het onderwerp deel 1 1mc

Slide 13 - Tekstslide