Spelling: Woorden korter schrijven

7 Spelling §5 
Woorden korter schrijven

Aan het einde van deze les weet ik hoe ik afkortingen, initiaalwoorden, letterwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven. 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

7 Spelling §5 
Woorden korter schrijven

Aan het einde van deze les weet ik hoe ik afkortingen, initiaalwoorden, letterwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven. 

Slide 1 - Tekstslide

Afkortingen

Slide 2 - Woordweb

Woorden korter schrijven
Veel woorden/woordgroepen kun je korter schrijven. Er zijn verschillende soorten afkortingen. Verdeel onderstaande afkortingen in vijf categorieën.

kWh            havo             prof          e.d.              NS                 
USD            pin                 v.Chr        Benelux     abn



Slide 3 - Tekstslide

Woorden korter schrijven
Veel woorden/woordgroepen kun je korter schrijven. Er zijn verschillende soorten afkortingen. Verdeel onderstaande afkortingen in vijf categorieën.

e.d.              kWh           abn        havo      Benelux
v.Chr.           USD           NS          pin         prof



Slide 4 - Tekstslide

Op welke manier kan je woorden korter schrijven? 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

m.a.w.
Afkorting
Letterwoord
Initiaalwoord
Verkorting
Symbool
km/h
wc
ufo
aso

Slide 11 - Sleepvraag

Theorie op een rij:
Afkorting: Schrijf je met punten, je zegt het hele woord (e.d. -> en dergelijke)
Symbool: Is een notatie van een wetenschappelijk begrip, eenheid of een valuta. Schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken. 
Initiaalwoord: Spreek je uit als losse letters (btw, NS)
Letterwoorden: Spreek je uit als een woord (pin spreek je niet uit als p i n)
Verkorting: Je laat een deel van het hele woord weg (airco -> airconditioning)

Slide 12 - Tekstslide

CS (Centraal Station) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 13 - Quizvraag

Li (Lithium) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 14 - Quizvraag

blz. (bladzijde) is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 15 - Quizvraag

EHBO is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
letterwoord
D
initiaalwoord

Slide 16 - Quizvraag

Horeca is een ...
A
afkorting
B
symbool
C
verkorting
D
initiaalwoord

Slide 17 - Quizvraag

Maken
§ 5 opdracht 1 t.m. (= afkorting) 4

Slide 18 - Tekstslide