In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.
Terugblik proces
De uiteenzetting en het bouwplan
Informeren, overtuigen, opiniëren
4 Havo: Uiteenzetting (informeren) en Betoog (overtuigen)
5 Havo: Beschouwing (opiniëren)
“Informerende teksten worden bijvoorbeeld geschreven om iets uit te leggen, om verslag te doen over wat er gebeurd is of om instructies te geven.”
Wat is dan belangrijk?
Wat is dan gemakkelijk of juist moeilijk?
De uiteenzetting
- Objectief
- Veel feiten
- Uitleggen
Hoofdgedachte:
Formuleer je hoofdgedachte in een constatering.
Tekststructuren:
Kies een geschikte tekststructuur:
Vraag/antwoordstructuur
Verklaringsstructuur
Aspectenstructuur
Verleden/ heden/ toekomststructuur
Aandachtspunten:
Documenteer goed
Voorkennis van de lezer
Geef voldoende feiten
Leg uit met voorbeelden
Blijf objectief
Aan de slag
Lees: de theorie op pag. 83
Maken: opdracht 5 en 6 (in de les) (pag. 83/84)
Maken: Praktijkopdracht (pag. 84/85) Oefenen met
schrijven van een uiteenzetting.
Volgende les: laat je tekst beoordelen door een klasgenoot
Documentatievragen opstellen en markeren
Bronnen zoeken
Bronnenlijst maken (APA)
Markeer in elke bron de antwoorden op je documentatievragen
Verzamel alle antwoorden
1) Markeer je documentatievragen in een kleur.
2) Markeer in je bronnen de antwoorden met dezelfde kleur.
Per documentatievraag 1 A4
Noteer de documentatievraag
Noteer IN JE EIGEN WOORDEN de antwoorden
Schrijf achter de antwoorden het bronnummer
Wissel je uiteenzetting(praktijkopdracht) uit met een klasgenoot.
- welke tekststructuur herken je?
- waar zijn er kernzinnen te herkennen?
- Is de tekst objectief genoeg?
Digitaal bronnen zoeken en verwerken