In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Afkorting:
* je schrijft een beperkt aantal letters op die je uitspreekt als het oorspronkelijke woord.
* je schrijft één of meer punten.
* je gebruikt een hoofdletter als die ook in het woord voorkomt.
* a.s. = aanstaande / sr. = senior / Z.M. = Zijne Majesteit
Letterwoord:
* eerste letters van een naam of woordgroep.
* je spreekt het uit als een woord.
* je schrijft geen punten.
* je gebruikt een hoofdletter als die ook in het woord voorkomt.
* vip / RIAGG / pin
Initiaalwoord:
* wordt gevormd volgens de regels van een letterwoord.
* je spreekt het echter uit als losse letters.
* pc / btw / wc / NS
Verkorting:
* is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen.
* je spreekt het uit als een woord.
* info = informatie / prof = professor.
Symbool:
* notatie van een wetenschappelijk begrip, eenheid of valuta.
* je spreekt het uit als het woord waar het voor staat.
* schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken.
* je schrijft het zonder punt.
* V = volt / cm = centimeter / MB = megabyte.
* Om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen
worden uitgesproken > coordinatie, beinvloeden.
* Bij leenwoorden: überhaupt / rösti.
* als weglatingsteken > 's morgens / Hans' fiets.
* om uitspraakproblemen te voorkomen bij woorden die
eindigen op -a, -i, -o, -u, -y > paraplu's / auto's.
* let op woorden als bureaus en sprays.
* in afleidingen van letterwoorden > cc'en / zzp'er.
* in meervouden van initiaalwoorden > pc's / tv's.
* in verkleinwoorden op -y > baby'tje / pony'tje.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.