4H - Formuleren foutieve samentrekking

Welkom 4H! 


Deze les: herhaling dubbelop en verwijswoorden & foutieve samentrekking


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom 4H! 


Deze les: herhaling dubbelop en verwijswoorden & foutieve samentrekking


Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Herhaling dubbelop en verwijswoorden
Uitleg goede/foutieve samentrekking

Slide 2 - Tekstslide

Welke vijf dubbelopfouten ken je?

Slide 3 - Open vraag

Welke fout?
Naar het opnieuw opstarten van het festivalseizoen kijk ik heel erg naar uit.

A
Onjuiste herhaling
B
Dubbele ontkenning
C
Contaminatie
D
Pleonasme

Slide 4 - Quizvraag

Welke fout?
Zij irriteert zich aan zijn smakgeluiden.
A
Onjuiste herhaling
B
Tautologie
C
Dubbele ontkenning
D
Contaminatie

Slide 5 - Quizvraag

Welke fout?
De meeste slachtoffers van het vuurwerk zijn minderjarige kinderen.
A
Onjuiste herhaling
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Contaminatie

Slide 6 - Quizvraag

Welke fout?
Het is mogelijk dat door de nieuwe lockdown de proefwerkweek misschien verplaatst wordt.
A
Geen formuleerfout
B
Onjuiste herhaling
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 7 - Quizvraag

Met welke verwijswoorden wijs je naar
de-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit

Slide 8 - Quizvraag

Met welke verwijswoorden wijs je naar
het-woorden?
A
die - dat
B
die - deze
C
dit - deze
D
dat - dit

Slide 9 - Quizvraag

Vul in: Het hondje ... ik wilde wandelen, heeft een gebroken pootje.
A
met wie
B
waarmee

Slide 10 - Quizvraag

Vul in: De jongens […] we het zojuist hadden, zul je morgen op ons feestje ontmoeten.
A
waarover
B
over wie
C
waarvan
D
met wie

Slide 11 - Quizvraag


Kies de juiste verwijswoorden.
De trein met wie / waarmee Joy reist, 
stopt ook bij deze / dit station.
A
met wie - deze
B
met wie - dit
C
waarmee - deze
D
waarmee - dit

Slide 12 - Quizvraag

Vul in: De klasgenoot ... ik dit maak, heeft de pen ... ik altijd graag schrijf.
A
met wie, met wie
B
waarmee, waarmee
C
met wie, waarmee
D
waarmee, met wie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een samentrekking?
  • Als in een samengestelde zin dezelfde woorden twee keer voorkomen, kun je die woorden meestal de tweede keer weglaten. 
  • Komt voor in zinnen waarin 'en' of 'maar' staat.



Jan at een appel en Piet at een peer. 
Jan at een appel en Piet een peer. 

Slide 14 - Tekstslide

Welk(e) woord(en) zijn weggelaten?
Carol heeft gisteren deze berg beklommen en Wietze die berg.

Slide 15 - Open vraag

Welk(e) woord(en) zijn weggelaten?
Leontine heeft meer boeken gekocht dan Patty cd's.

Slide 16 - Open vraag

3 voorwaarden goede samentrekking:
  1. De woorden hebben dezelfde betekenis 
  2. De woorden hebben hetzelfde getal (enkelvoud, meervoud)
  3. De woorden hebben dezelfde functie (zinsdeel, woordsoort, ow/ pv /lv /mv, etc).


> Check de zinnen altijd op deze drie punten om te zien of de samentrekking klopt of niet.

Slide 17 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
Let op!
Soms is er sprake van foutieve samentrekking, oftewel: woorden worden ten onrechte weggelaten.

Voorbeeld:
De verdachte is aangehouden en boos.
Wat zou hier fout zijn?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

De functie van de samengetrokken woorden is hetzelfde


Voorbeeld: De docent nam afscheid en werd een prachtig cadeau aangeboden.
Wel of niet goed?


Niet goed: De docent is in de eerste zin het onderwerp van de zin en in de tweede zin een meewerkend voorwerp (aan iemand werd iets aangeboden). Daarom schrijf je in de tweede zin: ... en hem werd een prachtig cadeau aangeboden.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Aan welke 3 voorwaarden moet een samentrekking voldoen?

Slide 22 - Open vraag

Paul is ziek en naar huis gegaan.
A
foutieve samentrekking (grammaticaal verschil)
B
goede samentrekking
C
foutieve samentrekking (betekenisverschil)
D
geen samentrekking

Slide 23 - Quizvraag

Sinterklaas had acht bier en een mijter op.
A
foutieve samentrekking (grammaticaal verschil)
B
goede samentrekking
C
foutieve samentrekking (betekenisverschil)
D
geen samentrekking

Slide 24 - Quizvraag

De docent leidde het nieuwe onderwerp in en de leerlingen om de tuin.
A
foutieve samentrekking (grammaticaal verschil)
B
goede samentrekking
C
foutieve samentrekking (betekenisverschil)
D
geen samentrekking

Slide 25 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag!
Ga verder met opdr. 16 en 17 en daarna 22 uit je blauwe boekje

Klaar? Ga extra oefenen via Op Niveau online --> eDition --> Extra oefenen Taalverzorging --> Formuleren --> Contaminatie, verwijswoorden, etc. 
Je hoeft alleen de onderdelen te maken die ook in je boekje staan.

Ik blijf online voor vragen (mag in de chat of hardop).

Slide 26 - Tekstslide