05. evaluatie sollicitatieopdracht, quiz. 2e uur toets + zelfstudie

DEZE LES
Het eerste uur 
... evalueren we de sollicitatiebrieven: wat werd lastig gevonden? 

Vervolgens een quiz in LessonUp over woordenschat Bouwsteen 3, werkwoordspelling en woordsoorten tot het einde van het eerste lesuur. 

LESDOELEN 
- je kent de taalconventies van de sollicitatiebrief via e-mail
- je oefent met woordenschat Bouwsteen 3, werkwoordspelling en woordsoorten
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

DEZE LES
Het eerste uur 
... evalueren we de sollicitatiebrieven: wat werd lastig gevonden? 

Vervolgens een quiz in LessonUp over woordenschat Bouwsteen 3, werkwoordspelling en woordsoorten tot het einde van het eerste lesuur. 

LESDOELEN 
- je kent de taalconventies van de sollicitatiebrief via e-mail
- je oefent met woordenschat Bouwsteen 3, werkwoordspelling en woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

DEZE LES: het tweede uur
Bouwsteentoets 2 Nederlands voor Floortje en Kiki. 
Klaar? Je kunt verder met de theorie + opdrachten van Bouwsteen 3, 3F. 
Toets Engels voor Imara, Indy, Lize, Fleur, Mila, Jordy, Iris en Karlien.
Klaar? Je kunt verder met de theorie + opdrachten van Bouwsteen 3, 3F.
 
De overige studenten werken zelfstandig aan de theorie + opdrachten van Bouwsteen 3, 3F. 
 
Klaar met de voorbereiding? Maak dan de tussentoets (nieuws) Bouwsteen 3. 
Volgende week heb je het eerste lesuur de eindtoets ervan. 

Slide 2 - Tekstslide

1. EVALUATIE VAN DE OPDRACHT
Taalconventie sollicitatiebrief via e-mail:

Betreft: sollicitatie naar de functie van .... → géén interpunctie


Zwolle, 31 januari 2023   → géén interpunctie




Slide 3 - Tekstslide

DE AANHEF

Geachte heer/mevrouw,    → hier moet een komma

Beste mevrouw Deutz,






Slide 4 - Tekstslide

DE INLEIDING
Je stelt jezelf voor:

Ik ben X en ik ben x jaar. Ik volg de opleiding Dierenartsassistent Paraveterinair op het Zone.college in Zwolle. 

Ik ben X, x jaar en volg de opleiding Dierenartsassistent Paraveterinair op het Zone.college in Zwolle. 

► je bent dierenartsassistent(e) paraveterinair (functie)
► je volgt een opleiding met de titel Dierenartsassistent Paraveterinair

Slide 5 - Tekstslide

DE INLEIDING
  • Je schrijft waar je de vacature hebt gezien.
Ik zag uw vacature in De Harpij. 
Ik werd geattendeerd op jullie vacature door [voornaam, achternaam]
Via Indeed zag ik uw vacature.  

  • Je schrijft waarom jij geschikt bent voor die vacature.
Deze vacature sprak mij meteen aan, omdat ...
Ik werd meteen enthousiast door de vacature. 

Tip: houd je zinnen kort. Maximaal één komma. 

Slide 6 - Tekstslide

TWEEDE ALINEA
►Lees de vacaturetekst nog een keer door. Welke karaktereigenschappen moet je hebben? Laat die woorden terugkomen.

Ik kan zowel goed zelfstandig werken, als in een team.
Ik kan goed zelfstandig werken en ook in teamverband.
  
Vragen ze nog meer karaktereigenschappen/werkeigenschappen? Die kunnen allemaal bij elkaar in deze ene alinea.

Slide 7 - Tekstslide

DERDE ALINEA
►Lees de vacaturetekst nog een keer door. Wat zijn 'harde' eisen? Die moeten apart in een alinea. 

Hoeveel uren willen ze dat je gaat werken?
De gevraagde 32 uur per week zijn voor mij goed haalbaar en eventueel is het voor mij ook mogelijk om in het weekend te werken, mits dit nodig is. 
  




Slide 8 - Tekstslide

SLOTALINEA
  • Je breit er een eind aan. je geeft nog wat leuks mee aan de lezer en stuurt aan op een (uitnodiging voor) gesprek. 
Alvast bedankt voor het lezen van mijn e-mail en ik hoop snel een reactie van u te kunnen verwachten.

In de bijlage staat mijn cv. Ik hoop spoedig een sollicitatiegesprek met u te mogen plannen.

Tot slot heb ik ook mijn cv toegevoegd. Bij vragen of interesse kunt u mij zowel telefonisch als via e-mail bereiken. 


  




Slide 9 - Tekstslide

SPELLINGTIPS E.D.
  • curriculum vitae of levensloop: afkorten met korte letter: cv.

  • geen hobby's of irrelevante opleidingen in jouw motivatie - dat is voor jouw cv.

  • schrijf je [u] in de brief, switch dan niet naar [jullie]. Kies één van de twee.

  • jou is persoonlijk voornaamwoord; jouw is bezittelijk voornaamwoord. Hetzelfde gaat op voor u (pers. vnw) en uw (bezit). Ik en mijn; zij en hun.

  • hun is NOOIT een onderwerp. Je begint een zin dus nooit met [hun].

Slide 10 - Tekstslide

SPELLINGTIPS E.D.
  • hun is NOOIT een onderwerp. Je begint een zin dus nooit met [hun].

  • schrijf actief, dus in de tegenwoordige tijd. Werkwoordspelling!

  • interpunctie. Wanneer schrijf je een hoofdletter en wanneer niet? Waar komt een komma? Lees je brief hardop na, of hardop in je hoofd. 

  • schrijf in de alinea achter elkaar door. 

  • schrijf in korte zinnen! Eén komma maximaal en één keer het voegwoord [en].

Slide 11 - Tekstslide

2. QUIZTIJD

Over de woordenschat van Bouwsteen 3, 
woordsoorten en werkwoordspelling 


Slide 12 - Tekstslide

vaste uitdrukkingen
een ommetje ...
A
lopen
B
doen
C
maken
D
beleven

Slide 13 - Quizvraag

vaste voorzetsels bij werkwoorden:
fungeren ...
A
met
B
als
C
in
D
bij

Slide 14 - Quizvraag

vaste voorzetsels bij werkwoorden:
hij heeft de neiging ...
A
om
B
aan
C
van
D
aan of van

Slide 15 - Quizvraag

vaste voorzetsels bij werkwoorden:
focussen ...
A
om
B
in
C
van
D
op

Slide 16 - Quizvraag

vaste voorzetsels bij werkwoorden:
uitbesteden ...
A
om
B
aan
C
van

Slide 17 - Quizvraag

vaste voorzetsels:
het doorzettingsvermogen hebben ...
A
om
B
aan
C
van
D
aan of van

Slide 18 - Quizvraag

vaste voorzetsels:
het neigt ...
A
naar
B
aan
C
om

Slide 19 - Quizvraag

vaste voorzetsels:
het uitbesteden ...
A
om
B
aan
C
van

Slide 20 - Quizvraag

een zelfstandig naamwoord is:
A
een de-woord
B
een het-woord
C
een de-, het-, of een-woord

Slide 21 - Quizvraag

Een de-woord krijgt als verwijswoord [die]

jazeker
nee

Slide 22 - Poll

wat is het juiste verwijswoord?
Het meisje ...
A
die
B
dat
C
wat

Slide 23 - Quizvraag

wat is het juiste verwijswoord?
Mijn zusje ...
A
die
B
dat
C
wat

Slide 24 - Quizvraag

zelfstandig naamwoord: (de) vitaliteit.
Dit betekent:

A
levenskracht
B
gezondheid
C
levendigheid
D
helderheid

Slide 25 - Quizvraag

zelfstandig naamwoord: (de) expertise.
Betekenis:
A
kennis en vaardigheid van een persoon
B
deskundig onderzoek
C
kennis en vaardigheid van een bedrijf
D
het kan alle drie betekenen

Slide 26 - Quizvraag

'In mondelinge taalvaardigheden is non-verbale communicatie belangrijk.'
Wat is non-verbale communicatie?
A
de manier waarop je staat en kijkt
B
de inhoud van wat je zegt
C
de toonhoogte en intonatie van wat je zegt

Slide 27 - Quizvraag

Competentie! Een woord uit het onderwijs.
Wat betekent het?
A
motivatie
B
vaardigheid
C
houding
D
ervaring

Slide 28 - Quizvraag

Attitude! Ook zo'n woord uit het onderwijs.
Betekenis?
A
motivatie
B
houding
C
gedrag
D
ervaring

Slide 29 - Quizvraag

Dit is cruciaal, een cruciaal moment.
Betekenis?
A
doorslaggevend
B
onbelangrijk

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent optimaal (werkwoord: optimaliseren)?
A
belangrijk
B
onbelangrijk
C
zo goed mogelijk
D
het beste

Slide 31 - Quizvraag

Wat doe je om de stam van een werkwoord te vinden?
weet ik niet meer
[-en] eraf

Slide 32 - Poll

Hypothese: je weet hoe je de stam van een werkwoord vindt.
Wat betekent hypothese eigenlijk?
A
stelling
B
veronderstelling
C
standpunt

Slide 33 - Quizvraag

Als je de ik-vorm niet weet, dan luister je naar de (eind)klank van het hele werkwoord
ja, tuurlijk

Slide 34 - Poll

Het hele werkwoord is 'motiveren'.
De ik-vorm is:
A
motiveeeer
B
motiveer
C
motiver

Slide 35 - Quizvraag

Motiveren, wat betekent dat eigenlijk?
A
met redenen omkleden
B
bemoedigen
C
energie geven
D
A, B en C zijn goed

Slide 36 - Quizvraag

Met redenen omkleden??
Wat is dat?
A
betogen
B
overtuigen
C
verklaren waarom je iets wilt
D
A, B, C zijn goed

Slide 37 - Quizvraag

NEIGEN OF NIJGEN
Neigen gebruik je het vaakst.
Neigen betekent 'een richting opgaan, buigen in de richting van'. Je hebt een voorkeur voor iets.
Het is een zwak werkwoord: neigen, neigde, heb geneigd.

Nijgen is daarentegen heel chic: je begroet iemand buigend (te zien in kostuumdrama's). Het is beleefd en 
heel respectvol. Sterk werkwoord. 

Slide 38 - Tekstslide

Zij is een millennial, heel gefocust.
¿ Qué?
A
millennial: duizendjarige gefocust: scherpgesteld
B
millennial: bep. generatie gefocust: scherpgesteld

Slide 39 - Quizvraag

Focussen (hele werkwoord)
ik focus, jij focust, wij focussen?
jazeker
nee

Slide 40 - Poll

Laatste vraag. Wat is de betekenis van mindset? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
de richting
B
het denken
C
de overtuiging
D
de overtuiging van het eigen kunnen

Slide 41 - Quizvraag

EINDE VAN DE LES

Slide 42 - Tekstslide

HET TWEEDE LESUUR
Bouwsteentoets 2 Nederlands voor Floortje en Kiki. 
Klaar? Je kunt verder met de theorie + opdrachten van Bouwsteen 3, 3F. 
Toets Engels voor Imara, Indy, Lize, Fleur, Mila, Jordy, Iris en Karlien.
Klaar? Je kunt verder met de theorie + opdrachten van Bouwsteen 3, 3F.
 
De overige studenten werken zelfstandig aan de theorie + opdrachten van Bouwsteen 3, 3F. 
 
Klaar met de voorbereiding? Maak dan de tussentoets (nieuws) Bouwsteen 3. 
Volgende week heb je het eerste lesuur de eindtoets ervan. 

Slide 43 - Tekstslide

3. VOLGENDE WEEK (week 6)
Eerste uur: Bouwsteentoets 3.  
+ (restant van de) quiz. 

Tweede uur
differentiatietraject: twee opdrachten schrijven in exact 60 minuten (pen mee!)
De overigen kiezen:
A) werken aan het schrijfdossier (in stilte)
B) schrijfopdracht betoog. Schrijf een betoog over 'bijna alle mbo'ers zijn slecht in woordenschat, omdat ze niet willen lezen.'  1. Standpunt. 2. Inleiding. 3. Twee argumenten vóór. 4. Twee tegenargumenten. 5. Ontkrachting tegenargumenten, 6. Slot. 


Slide 44 - Tekstslide

SCHRIJFOPDRACHT: BETOOG
Schrijf een betoog met de stelling: 'bijna alle mbo'ers zijn slecht in woordenschat, omdat ze niet willen lezen.'
- Leid de tekst in met een anekdote;
- Geef 2 argumenten vóór; 
- Geef 2 tegenargumenten;
- Haal de tegenargumenten onderuit (weerleg ze)
- Schrijf de conclusie. Vergeet daarbij de pakkende eindzin (de uitsmijter) niet. 

Slide 45 - Tekstslide