7.4 Voedsel verteren (deel 1 en deel 2)

Hoofdstuk 7 Eten
7.4. Voedsel verteren


Pak je leerboek
Je laptop blijft in je tas (ook al ben je je boeken vergeten!)
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7 Eten
7.4. Voedsel verteren


Pak je leerboek
Je laptop blijft in je tas (ook al ben je je boeken vergeten!)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?

1. Wat weten wij al?
2. Uitleg paragraaf 7.4
3. Start met huiswerk
4. Terug blik
Leerdoelen
- Je kunt uitleggen wat vertering is.
- Je kunt uitleggen wat verteringssappen zijn en welke rol enzymen hierbij spelen.
- Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
- Je kunt de route beschrijven dat ons eten aflegt. (van mond tot kont)
- Je kunt uitleggen wat de taak van de huig en het strotklepje is en wat er gebeurd als deze niet goed hun werking doen.
- Je kunt uitleggen wat peristaltische bewegingen zijn en waar in je lichaam dit plaatsvind.
- Je kunt in een schematische tekening/ afbeelding de onderdelen van het verteringsstelsel noemen.
- Je kunt beschrijven waar in je lichaam vertering gebeurt.
- Je kunt uitleggen wat verteringssappen zijn.
- Je kunt uitleggen welke voedingsstoffen op welke plekken in het verteringsstelsel worden verteerd en welke verteringssappen hierbij een rol spelen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je werkboek blz. 42 opdracht 2... 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Je kunt uitleggen wat vertering is.
- Je kunt uitleggen wat verteringssappen zijn en welke rol enzymen hierbij spelen.
Voedingsstoffen moeten vanuit het voedsel in het bloed komen. 

Water, mineralen, vitaminen en glucose zijn klein genoeg om in het bloed opgenomen te worden.

Eiwitten, vetten en de meeste koolhydraten moeten eerst kleiner gemaakt worden. 
--> Vertering: klein maken van voedingsstoffen zodat ze kunnen worden opgenomen in het bloed.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In verschillende organen zitten cellen die verteringssappen maken. 
--> bevatten enzymen voor het verkleinen van grote voedingsstoffen

--> Enzymen 'knippen' de grote voedingsstoffen in stukken.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
Voor elk soort voedingsstof is er een
apart enzym met een speciale vorm. 

1. Het enzym bindt zich
aan de voedingsstof.
2. Het enzym knipt
de voedingsstof in tweeën. 
3. Het enzym laat los en
kan opnieuw dezelfde soort voedingsstof afbreken. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur en de zuurgraad.
Vlak boven minimumtemperatuur werken
enzymen langzaam. 

Wordt de temp hoger, dan gaan
enzymen sneller werken. 

De temperatuur waarbij een enzym het beste werkt,
heet de optimumtemperatuur

Wordt de temperatuur nog hoger?
Dan gaat het enzym langzamer werken doordat het vervormt

Boven de maximumtemperatuur
is het enzym stuk en werkt het niet meer. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak opdracht 8 uit je werkboek erbij  blz. 45.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Je kunt de route beschrijven dat ons eten aflegt. (van mond tot kont)
- Je kunt uitleggen wat de taak van de huig en het strotklepje is en wat er gebeurd als deze niet goed hun werking doen.
- Je kunt uitleggen wat peristaltische bewegingen zijn en waar in je lichaam dit plaatsvind.
Mondholte - keelholte - slokdarm

De huig sluit je neusholte af en het strotklepje je luchtpijp
-> voedsel de juiste weg, namelijk de slokdarm in

Werkt het afsluiten niet goed? 
Voedsel schiet luchtpijp in -> je verslikt je
Voedsel kan via neusholte naar buiten komen. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Je kunt in een schematische tekening/ afbeelding de onderdelen van het verteringsstelsel noemen.
- Je kunt beschrijven waar in je lichaam vertering gebeurt.
- Je kunt uitleggen wat verteringssappen zijn.
- Je kunt uitleggen welke voedingsstoffen op welke plekken in het verteringsstelsel worden verteerd en welke verteringssappen hierbij een rol spelen.
Waar vindt vertering plaats?

In 4 organen:
1 Mondholte - eerste stap zetmeelvertering (speeksel)
2 Maageiwitvertering (maagsap
Maag bevat ook maagzuur; doodt bacteriën
3 Twaalfvingerige darm (eerste deel dunne darm) - 
verdere vertering van zetmeel en eiwit,
start vertering vet (alvleessap)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gal; groene vloeistof wordt gemaakt in de lever (!)
Gal wordt opgeslagen (!!) in de galblaas

Gal emulgeert vetten.
(d.w.z. gal verdeelt vet in kleine druppeltjes,
waardoor enzymen beter kunnen verteren). 
Gal bevat dus geen enzymen,
gal helpt bij de vertering van vetten.
Gal is dus géén verteringssap (!!). 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Dunne darm - vertering
van grote voedingsstoffen
wordt afgemaakt (darmsap). 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Peristaltische bewegingen
De voedselbrij doet er enige tijd over om het hele verteringsstelsel te
passeren. Hierbij spelen peristaltische bewegingen een rol. 

Spierbewegingen in de wand van organen van je verteringsstelsel die de voedselbrij voortduwen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag... en huiswerk
7.4 1 t/m 15 + nakijken

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De voedselbrij doet er enige tijd over om het hele verteringsstelsel te
passeren. Hierbij spelen peristaltische bewegingen een rol.
In de darmwand bevinden zich kringspieren en lengtespieren.
Welke van deze spieren zijn betrokken bij de peristaltische bewegingen?
A
geen van beide typen spieren
B
alleen kringspieren
C
alleen kringspieren
D
zowel kringspieren als lengtespieren

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de temperatuur waarbij enzymen het beste werken?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 7 Eten
7.4. Voedsel verteren


Pak je leerboek
Je laptop blijft in je tas (ook al ben je je boeken vergeten!)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?

1. Wat weten wij al?
2. Uitleg paragraaf 7.4
3. Start met huiswerk
4. Terug blik
Leerdoelen
- Je kunt beschrijven hoe voedingsstoffen in ons bloed komen en waarvoor dit nodig is.
- Je kunt uitleggen wat er overblijft na de vertering van het voedsel en hoe deze stoffen vervolgens verder bewerkt worden tot het het lichaam verlaat.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Klieren geven verteringssappen met enzymen af aan de inhoud van de delen Q en R van het verteringsstelsel.
-> Schrijf de namen op van twee van die verteringssappen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deel S van het verteringskanaal worden de meeste verteerde
voedingsstoffen opgenomen in het bloed.
- Hoe heet dit deel van het verteringskanaal?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding zie je enkele delen in het hoofd en de hals die betrokken
zijn bij het slikken. Eén van die delen is de huig. 

Slide 24 - Tekstslide

C Neusholte
- Je kunt beschrijven hoe voedingsstoffen in ons bloed komen en waarvoor dit nodig is.
De klein gemaakte voedingsstoffen gaan door de wand van de dunne darm het bloed in. 

De wand van de darm is dun en bevat veel kleine bloedvaatjes -> haarvaten.



Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De binnenwand bestaat uit uitstulpingen of plooien (darmplooien). 

Darmplooien bestaan ook weer uit kleine uitkleine uitstulpingen (darmvlokken). 

Door de darmplooien en darmvlokken is het oppervlak van de dunne darm erg groot (!!)

Daardoor kunnen veel voedingsstoffen tegelijk opgenomen worden in het bloed

Slide 26 - Tekstslide

Eiwitten zijn o.a. bouwstoffen. Enzymen zijn ook eiwitten, die regelen allerlei scheikundige reacties in cellen. 
Een deel van de voedingsstoffen uit een zuivel-ontbijt moet eerst worden verteerd.
Daarna kunnen deze stoffen in het bloed worden opgenomen.
Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd voordat ze in het bloed worden
opgenomen?
A
A alleen eiwitten
B
B alleen koolhydraten
C
C alleen vetten
D
D zowel eiwitten, koolhydraten als vetten

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

- Je kunt uitleggen wat er overblijft na de vertering van het voedsel en hoe deze stoffen vervolgens verder bewerkt worden tot het het lichaam verlaat.
Einde van de dunne - waterige pap met onverteerde stoffen over. 

Dit gaat naar de dikke darm. Het water gaat daar door de wand naar het bloed. 

In dikke darm zit ook darmflora:
bacteriën die deel onverteerde stoffen afbreken. 

Dikke massa gaat naar de endeldarm (ontlasting/poep). 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Dikke darm S
Dunne darm R

Slide 30 - Tekstslide

dunne ontlasting - kruisje bij dikke darm
vermagering - kruisje bij dunne darm
Aan de slag... en huiswerk
Maken 7.4 t/m 23 + nakijken

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel koolsoorten bevatten vezels. Koolhydraten in die vezels worden door menselijke enzymen in het verteringskanaal niet verteerd. Bacteriën in het verteringskanaal breken deze onverteerbare koolhydraten wel af.

In welk deel van het verteringskanaal komen veel bacteriën voor die onverteerbare resten afbreken?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Marja zegt: De speekselklieren geven verteringssappen af die zetmeel en eiwitten verteren
Ginny zegt: Het oppervlak van de wand van een deel van het darmkanaal is vergroot door darmplooien en darmvlokken
A
Beide gelijk
B
Marja heeft gelijk
C
Ginny heeft gelijk
D
Beide ongelijk

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies