9.7 hoeken in gelijkbenige driehoeken

 Hoeken berekenen 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

 Hoeken berekenen 

Slide 1 - Tekstslide

9.7 Hoeken berekenen
Deze paragraaf gaat over hoeken berekenen. Om hoeken te berekenen kunnen we verschillende regels gebruiken.
Je schrijft altijd tussen haakje op welke regel je gebruikt. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoeken berekenen
Afspraken bij het berekenen van hoeken:
- maak altijd een schets (als er geen plaatje is bij de opgaven)
- zet erbij welke regel je gebruikt

Slide 3 - Tekstslide

Hoekensom driehoek
Alle hoeken in een driehoek bij elkaar opgeteld zijn 180°.







A+B+C=180°
70°+59°+51°=180°

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld: hoekensom driehoek 
als je 2 van de 3 hoeken weet, 
dan kan je de laatste hoek berekenen.


 



C=180°AB
C=180°100°50°=30°
(hoekensom)

Slide 5 - Tekstslide

gelijkbenige driehoek
bij een gelijkbenige driehoek zijn 
2 zijdes even lang, en de basishoeken 
zijn even groot. 



Slide 6 - Tekstslide

hoeken berekenen
Door het maken van een schets, kan je beter begrijpen wat
er wordt gevraagd, maak dus altijd een schets.

Kijk de video op de volgende dia.

Let op! Een schets hoeft niet netjes te 
zijn. Het is geen officiële tekening. 
MAAR zet er wel met tekentjes in 
welke lijnen even lang zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

gelijkbenige driehoek (voorbeeld)
a) hoe groot is         ?
                     DUS                      (lijnsymmetrie)

b) hoe groot is        ?
we weten: 
dus:                                                     (hoekensom)
B
A=B
B=70°
C
A=70°,B=70°
C=180°70°70°=40°

Slide 9 - Tekstslide

maak huiswerk 
wat: opgaven van 71 tot en met 77 blz 239
hoe: zelfstandig / met duo
vragen: steek je hand op
klaar: kijk opgaven goed na

Slide 10 - Tekstslide