*Werkwoordspelling H1, 3, 4, 5 en 6 Havo 2

HAVO 2

WERKWOORDSPELLING
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

HAVO 2

WERKWOORDSPELLING

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordspelling H1, 3, 4, 5 en 6

- Gebiedende wijs

- Lastige werkwoordsvormen (-d of -dt)

- Meer lastige werkwoordsvormen

- Pv in samengestelde zinnen

- Pvtt of vd?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de lessenserie kun je werkwoorden foutloos vervoegen.

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer moet het af zijn? 
Deze lessenserie moet do 2 april af zijn. 

Slide 4 - Tekstslide

H1: Gebiedende wijs

In zinnen met een gebiedende wijs geef je een bevel. In deze zinnen zit geen onderwerp. Je weet niet precies wie het zegt of doet. De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm van het werkwoord.

Voorbeeld:

Ruim je kamer op!

Geef dat boek terug!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Opdracht

Je gaat de opdrachten die hierbij horen op de computer maken met het digitale materiaal van Nieuw Nederlands. Daar kom je als volgt:

Log in bij Magister, ga links naar het icoontje van leermiddelen, kies Nieuw Nederlands en je wordt automatisch doorgestuurd. Je hoeft niet nogmaals op 'Login' te klikken. Als Magister niet bereikbaar is, dan maak je opdrachten uit je leerboek.

Hier kun je ook nog een theoriefilmpje kijken en er staat uitleg bij. Maak de werkwoordspelling van H1.


Slide 7 - Tekstslide

H3: Lastige werkwoordsvormen: -d of -dt

Bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt) hoor je vaak niet of je het werkwoord met een -d of met -dt schrijft. Het klinkt immers hetzelfde. De regel is als volgt:

Bij ik of jij achter het ww schrijf je alleen de stam

Bij jij voor het ww en hij, zij, u en het schrijf je stam + t:

Ik raad - hij raadt

vind jij - zij vindt


Tip: Vul het werkwoord 'lopen' in op de plaats van het oorspronkelijke ww en je hoort of je een -t moet schrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Opdracht


Je gaat de opdrachten maken met het digitale materiaal van Nieuw Nederlands. Zie slide 7 hoe je moet inloggen.

Maak de werkwoordspelling van H3.

Slide 10 - Tekstslide

H4: Werkwoordsvormen -d, -dd, t, -tt

Sommige werkwoorden kun je op verschillende manieren schrijven, maar ze klinken dan wel hetzelfde.

Wachten - wachtten

verbranden - verbrandden

Welke vorm je nodig hebt, heeft te maken met de werkwoordsvorm. Het kan pvtt, pvvt of infinitief (hele werkwoord) zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Opdracht


Je gaat de opdrachten maken met het digitale materiaal van Nieuw Nederlands. Zie slide 7 hoe je moet inloggen.

Maak de werkwoordspelling van H4

Slide 13 - Tekstslide

H5: Persoonsvorm in de samengestelde zin

Als een zin uit meerdere zinnen bestaat, dan heeft de zin ook meerdere persoonsvormen. Om erachter te komen welke persoonsvormen er in de zin zitten, zet je de zin in een andere tijd.

Voorbeeld:

De gemeenteraad heeft/had besloten dat de school opgeheven wordt/werd als het leerlingenaantal nog verder zal/zou teruglopen.

Deze zin bevat 3 persoonsvormen --> heeft, wordt en zal. Deze werkwoorden veranderen als je ze in een andere tijd zet.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Opdracht


Je gaat de opdrachten maken met het digitale materiaal van Nieuw Nederlands. Zie slide 7 hoe je moet inloggen.

Maak de werkwoordspelling van H5.

Slide 16 - Tekstslide

H6: Pvtt of voltooid deelwoord?

Soms klinken de werkwoorden in de pvtt en het voltooid deelwoord hetzelfde. Toch schrijf je ze anders.

Voorbeeld:

Gelooft - geloofd

verwijdert - verwijderd

Kijk dus goed met welke werkwoordsvorm je te maken hebt.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht


Je gaat de opdrachten maken met het digitale materiaal van Nieuw Nederlands. Zie slide 7 hoe je moet inloggen.

Maak de werkwoordspelling van H6.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Extra oefenen
Via de volgende slide kom je op een pagina waar je extra kunt oefenen. Kijk voor jezelf waar je extra mee wil oefenen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link