Taal groep 6 thema 3 week 2

Thema 3 week 2
woordenschat 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 week 2
woordenschat 

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent 'opzichtig'?
A
Het valt te veel op.
B
Het valt niet op.
C
Onzichtbaar.

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent 'onopvallend'?
A
zichtbaar.
B
Het valt veel op.
C
Het valt niet op.

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent 'modieus'?
A
Volgens de nieuwste mode.
B
Tweedehands kleding.
C
Het rolmodel

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent 'tweedehands'?
A
Nieuw uit de winkel
B
Als het niet nieuw is, maar eerst van iemand anders is geweest.
C
Twee handen

Slide 5 - Quizvraag

De bermuda
De spencer

Slide 6 - Sleepvraag

Wat betekent 'zich afzetten tegen'?
A
Ergens niet in meegaan, maar juist je eigen weg kiezen.
B
Meelopen.
C
Juist doen wat anderen doen .

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent 'meelopen'?
A
Zich afzetten tegen.
B
Doen wat anderen doen.
C
De gelegenheid.

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent 'de gelegenheid'?
A
Het juiste moment.
B
De commercie.
C
Een feestje op een plechtige gebeurtenis.

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent 'de commercie'?
A
De handel. Iedereen die spullen (ver)koopt.
B
Tweedehands.
C
Niet verkopen maar zelf houden.

Slide 10 - Quizvraag

Rolmodel = iemand die jou voorbeeld is. Wie is jouw voorbeeld?

Slide 11 - Open vraag