T5-Regeling-BS 3 Hersenen

Basisstof 3
Aan het einde van de les kun je de functies en kenmerken van de delen van de hersenen toelichten. 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 3
Aan het einde van de les kun je de functies en kenmerken van de delen van de hersenen toelichten. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken huiswerk
Vragen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met het animale zenuwstelsel?
A
Hier heb je zelf invloed op, verzorgt bewuste reacties en reflexen
B
Hier heb je geen invloed op, verzorgt onbewuste functies van organen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 3 typen neuronen zijn er?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een prikkel en een impuls?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Myelineschede
Axon
Dendriet

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Strooptest!
Noem zo snel mogelijk de kleur van het woord wat je ziet (niet het woord zelf!)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rood

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwart

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geel

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oranje

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GROEN

Slide 12 - Tekstslide

een gebied in het voorste deel van de hersenen, de cortex cingularis anterior actief is in situaties waarbij er sprake is van tegenstrijdige responstendenties

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hersenen
  • Linker- en rechterhelft
  • Sterk geplooid
  • Omgeven door 3 hersenvliezen en hersenvocht
    --> Bescherming (uitdroging, afvalstoffen)

  • Hersenschors: grijze stof (cellichamen schakelneuronen)
  • Merg: witte stof (uitlopers schakelneuronen)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hersenen
De linker en de rechterhelft zijn verbonden door de hersenbalk.

De impulsen van de linkerhelft van het lichaam worden naar de rechterhersenhelft geleid en andersom.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hersencentra
Gevoelscentra: impulsen komen hier aan. Achter de centrale groeve. De plaats in de hersenschors bepaalt de aard van de waarnemingen (gezichtscentrum voor zien, etc.)
Bewegingscentra: ontstaan impulsen voor bewuste bewegingen. Voor de centrale groeve. De plaats bepaald welke skeletspieren je gaat bewegen.
Links en rechts hebben gevoelscentra en bewegingscentra voor alle lichaamsdelen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
24, 25 en 28

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Over het merg in de hersenen worden de volgende beweringen gedaan:
1. In het merg komt myeline voor.
2. Via het merg worden impulsen naar de kleine hersenen geleid.
3. In het merg vindt verwerking van impulsen plaats, waardoor je je bewust wordt van prikkels.
Welke van deze beweringen is (zijn) juist?
A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2.
C
De beweringen 1 en 2.
D
De beweringen 1 en 3.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk deel van de hersenen wordt de activiteit van speekselklieren geregeld?
A
In de grote hersenen
B
In de hersenstam
C
In de kleine hersenen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een endocriene klier?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwcel bestaande uit een dendriet (cellichaam en celkern) en een axon (uitloper). Door het axon wordt een impuls voortgeleid, de dendriet krijgt de impuls van een zintuigcel of een andere zenuwcel doorgegeven. De axon is omgeven door een myelineschede die ervoor zorgt dat er een sprongsgewijze impulsgeleiding plaatsvindt.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies