3. 8 jan: argumentatiestructuren deel 1 (H20) + literatuur inleiding

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 4D

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 4D

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Les van 40 minuten
Communiceren doe je samen 2
  • H20: argumentatiestructuren
  • Opdrachten maken

Vandaag woensdag 8 januari:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt de argumentatiestructuur benoemen (H20)
  2. Je kunt standpunt en het argument benoemen (H19) 


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in stilte per zin op of het gaat om een standpunt + argument of een argument + standpunt. 

1. Sporten verbetert je gezondheid en verhoogt je energie. Het is belangrijk om elke dag te sporten.
2. Aangezien bomen helpen de luchtkwaliteit te verbeteren, moeten we meer bomen planten in de stad. 
3. Het is beter om thuis te studeren. Thuis heb je namelijk minder afleiding

timer
2:30

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in stilte per zin op of het gaat om een standpunt + argument of een argument + standpunt. 

1. Sporten verbetert je gezondheid en verhoogt je energie. Het is belangrijk om elke dag te sporten.
2. Aangezien bomen helpen de luchtkwaliteit te verbeteren, moeten we meer bomen planten in de stad. 
3. Het is beter om thuis te studeren. Thuis heb je namelijk minder afleiding

timer
0:30
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van  diegene naast je.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken: standpunt + argument of een argument + standpunt. 

  • 1. Sporten verbetert je gezondheid en verhoogt je energie. Het is belangrijk om elke dag te sporten. > argument + standpunt
  • 2. Aangezien bomen helpen de luchtkwaliteit te verbeteren, moeten we meer bomen planten in de stad. > argument + standpunt
  • 3. Het is beter om thuis te studeren. Thuis heb je namelijk minder afleiding > standpunt + argument

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuur: manier waarop argumentatie is opgebouwd.

Argumentatiestructuren:
- Enkelvoudig
- Onderschikkend
- Nevenschikkend
          - onafhankelijk
          - afhankelijk


Maak aantekeningen!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik zou maar een paraplu meenemen, want het gaat zo regenen. 
Enkelvoudige argumentatie: 
Een standpunt wordt ondersteund met één argument. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikkende argumentatie:
Er wordt één argument ondersteund met één of meerdere ander(e) subargument(en). 
Iedereen zou moeten stoppen met roken, want roken is ontzettend slecht voor de gezondheid, want roken kan zorgen voor hart- en vaatziekten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Nevenschikkend: meerdere argumenten
- onafhankelijk: argumenten staan los van elkaar
- afhankelijk: argumenten kunnen niet los van elkaar

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1. 
Iedereen zou moeten stoppen met roken, want roken is ontzettend slecht voor je gezondheid en kost veel geld.

  • Iedereen zou moeten stoppen met roken (standpunt), want roken is ontzettend slecht voor je gezondheid (arg 1) en roken kost veel geld (arg 2). 

argumentatiestructuur: 
  • onafhankelijk nevenschikkend

1. Benoem het standpunt en de argumenten. 
2. Benoem de argumentatiestructuur.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2. 
Op dat feestje stond de muziek stond heel hard en ik kan niet goed tegen veel geluid. Ik vond het dus geen leuke avond. 

  • Op dat feestje stond de muziek stond heel hard (arg 1) en ik kan niet goed tegen veel geluid (arg 2 over arg 1). Ik vond het dus geen leuke avond (standpunt).

argumentatiestructuur:
  • afhankelijk nevenschikkend

1. Benoem het standpunt en de argumenten. 
2. Benoem de argumentatiestructuur.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak opdracht 5 en 6 (blz. 98). 

Schrijf de antwoorden in je schrift. 
Overleg alleen fluisterend met diegene naast je. 
timer
12:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HAVO

- minimaal 8 literaire werken (4 werken per jaar)
>> in periode 1 las je 2 werken.
- oorspronkelijk in de Nederlandse taal

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Wat is het verschil tussen literatuur en lectuur?

>>> filmpje

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

40:00 - 44:30
  1. Wat zijn volgens Connie Palmen kenmerken van literatuur?
  2. Wat is de mening van Saskia Noort over literatuur? 
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fictie = verzonnen verhalen


Lectuur:
  • simpele verhaallijn
  • voorspelbaar patroon (clichés)
  • oppervlakkige personages

Literatuur
  • diepgang
  • verrassend/uniek
  • personages uitgewerkt tot karakter
  • ruimte voor interpretatie
  • kritische houding

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen:

  • Perspectief 
  • Tijd 
  • Ruimte
  • Genre
  • Motieven
  • Thema

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Perspectieven:

  • Ik-perspectief
  • Personaal perspectief
  • Auctoriaal/Alwetend

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik-perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van de verteller;
  • Geschreven in de ik-vorm;
  • Je leert de ik-persoon heel goed kennen;
  • Je komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.

Ook wel 'ik-verteller' genoemd. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personaal perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van één persoon;
  • Het is geschreven in de hij- of zij-vorm;
  • Je leert de hoofdpersoon goed kennen.

Ook wel 'personale verteller' genoemd. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alwetend perspectief
  • De verteller is iemand die alles weet van alle personages;
  • Geschreven in de hij- en zij-vorm;
  • Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken;
  • Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren.

Ook wel 'alwetende verteller' genoemd. 

Slide 22 - Tekstslide

Tot hier gekomen. 
Perspectieven:

  • Ik-perspectief
  • Personaal perspectief
  • Auctoriaal/Alwetend

>> Oefenen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het vertelperspectief? Licht toe.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het vertelperspectief? Licht toe.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijd:

  • Vertelde tijd: de tijd in het verhaal
Bijvoorbeeld: 1 dag of 4 jaar

  • Verteltijd: de tijd die het kost om het verhaal te lezen
Bijvoorbeeld: 2 uur of 3 weken

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruimte:

  • Omgeving in het verhaal
  •  Beschrijf de ruimte van de afbeelding: 
timer
2:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genre:

  • Psychologisch
  • Spannend
  • Liefde
  • Et cetera...

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motieven:

  • De herhaling van gebeurtenissen, gedragingen en gevoelens van personages. 
  • Voorbeeld: een dobbelsteen die naar toeval verwijst. 
  • Voorbeeld: een roos die naar de liefde verwijst. 
  • Abstracter voorbeeld: roman Tweede Wereldoorlog: trouw en verraad

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema:

  • Een belangrijk onderwerp van een verhaal
  • Vaak één duidelijk thema, soms ook meerdere thema's te koppelen aan een verhaal
  • Bijvoorbeeld: zelfontwikkeling, vriendschap, eerlijkheid, 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak opdracht 6 op pagina 138. 

Schrijf de antwoorden in je schrift. 
timer
8:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

volgende les ?

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beantwoord de volgende vragen tijdens het kijken:

1. Wat is de vertelde tijd?
2. Hoe kun je de ruimte beschrijven?
3. Wat is het genre?
4. Herken je motieven?
5. Wat is het thema? 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

https://ntr.nl/KORT/7/detail/Kort-Mensendagen/VPWON_1289836

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat is de vertelde tijd?
  • Misschien jaren, telkens opnieuw geboren worden als kikkervisje. Of: een periode van een paar maanden waarin de man van vrolijk naar stil gaat.  
2. Hoe kun je de ruimte beschrijven?
  • Grote ruime vijver met waterplanten en riet eromheen. Het huis waar de man woont is steriel opgezet, weinig planten of felle kleuren.  
3. Wat is het genre?
  • Psychologie

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
Literatuur:
Perspectief
Tijd
Ruimte
Genre
Motieven
Thema

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies