H4.2 Zouten in water

H4.2 Zouten in water
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4.2 Zouten in water

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert vandaag:

  • Hoe zouten oplossen in water
  • Welke zouten wel en welke zouten niet in water oplosbaar zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Hydratatie
Wanneer een zout oplost in water, valt het uiteen in losse ionen. Het delta positieve H-atoom wijst dan naar het negatieve ion (Cl-)en het delta negatieve O-atoom wijst dan naar het positieve ion (Na+). Doordat de positieve en negatieve ionen vrij kunnen bewegen, kan de zoutoplossing stroom geleiden.

Slide 3 - Tekstslide

Oplossen van zouten
  • de ionbinding laat los,  ze zweven daardoor los van elkaar in de oplossing. 
  • de ionen hebben dan weer hun eigen lading en hebben de toestandsaanduiding (aq)

Slide 4 - Tekstslide

Hydratatie

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Oplosreactievergelijking
De oplosreactievergelijking laat dus deze splitsing zien:





Let op: H2O staat nooit in de oplosreactievergelijking!

 

Slide 7 - Tekstslide

Oplosreactievergelijking
De bouw van de samengestelde ionen blijft, maar splitsen wel van de andere ionen:




 

Slide 8 - Tekstslide

Uitkristalliseren

Indampen

Slide 9 - Tekstslide

Uitkristalliseren
Als je een zoutoplossing gaat indampen dan kook je het water.
De ionen zullen weer aan elkaar gaan zitten in een zoutrooster.
Dit heet uitkristalliseren en is het omgekeerde van oplossen:


Slide 10 - Tekstslide

Uitkristalliseren
Door een geconcentreerde zoutoplossing af te koelen kan je ook het zout uit laten kristalliseren.

Dit wordt vooral gebruikt als scheidings-methode.



Slide 11 - Tekstslide

Oplosbaarheid

Slide 12 - Tekstslide

Oplosbaarheid
In tabel 45 van BINAS kan je precies vinden welke zouten wel en welke niet oplossen.

Een (g) betekend een goed oplosbaar zout
Een (m) betekend matig oplosbaar
Een (s) betekend dat het “niet” of slecht oplost
Een (r) betekend dat het zout zal reageren waneer je het in water probeert op te lossen


Slide 13 - Tekstslide

Oplosvergelijkingen
Schrijf de oplosreactievergelijkingen op van het oplossen van:

Natriumchloride
IJzer(II)chloride
Koper(II)carbonaat




Slide 14 - Tekstslide

Geleidbaarheid
10 g van al van deze drie zouten in 100 mL water:
NaCl lost compleet op
FeCl2 lost gedeeltelijk op (kleur!)
CuCO3 lost “niet” op
De geleidbaarheid van NaCl is hier het grootst, omdat er meer ionen in oplossing zijn
Let op: Door de geleidbaarheid te meten, kun je nooit bepalen welke ionen in oplossing zijn!

Slide 15 - Tekstslide

Metaaloxiden

Slide 16 - Tekstslide

Metaaloxiden
Er zijn 4 metaaloxiden die reageren met water.
In Binas 45A staat een (r) vermeld.
Water is dan wel onderdeel van de reactievergelijking.



Leer de namen van ontstane oplossingen (blz 113)

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Leer HS4.2 (blz. 111-114)
Maak de vragen 14 t/m 24 (blz. 115-116)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video