INSTAPDICTEE werkwoorden

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

werkwoord
geen werkwoord
lopen
stoel
duwen
pot
staart
spelen

Slide 3 - Sleepvraag

Werkwoord spelling

Slide 4 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 5 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit





geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 6 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 7 - Tekstslide

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 8 - Tekstslide

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 9 - Tekstslide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De stam
De stam hebben we nodig om werkwoorden goed te schrijven.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de stam van ................. voeren

Slide 15 - Open vraag

Wat is de stam van .............. hangen

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

ik ................. (varen)

Slide 18 - Open vraag

weten
-en eraf
wet (en)
= ruwe stam
de stam:
weet

Slide 19 - Tekstslide

ik ...................... (spelen)

Slide 20 - Open vraag