maandag 30 september

Welkom bij Nederlands
  • Ga zitten op je plaats
  • Leg je spullen op tafel
  • Zet je tas op de grond
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
  • Ga zitten op je plaats
  • Leg je spullen op tafel
  • Zet je tas op de grond

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
  • Instructie/uitleg (10 min)
  • opdrachten maken (10 min)
  • Samen nakijken (10 min)
  • Tijd over? Cabaret

Lesdoel:
Je leert over zinnen, zinsdelen en het bouwplan van een zin


Slide 3 - Tekstslide

Complete zinnen?
  • Liep naar de winkel zonder iets te kopen.
  • Terwijl op de bank zit eet het brood .
  • Op een zonnige dag mijn zus met de fiets naar het strand. 
  • Tijdens het luisteren naar muziek ik in de woonkamer

Slide 4 - Tekstslide

Theorie

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Aan het werk
Maak opdracht 6+7+8+10 (9 mag je overslaan) op bladzijde 93 e.v.

Slide 7 - Tekstslide

Les van morgen
Het 2e lesuur maken we de Diatoetsen van Nederlands.
Neem je inloggegevens voor de computer mee.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 10 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit





geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 11 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov -    de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz -      de ik-vorm = reis

lopen - en = lop -         de ik-vorm = loop


Slide 12 - Tekstslide

1. Spelling van de persoonsvorm






in de

tegenwoordige tijd

Slide 13 - Tekstslide

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 14 - Tekstslide

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 15 - Tekstslide

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 16 - Tekstslide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 17 - Tekstslide

Ezelsbruggeltje

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Ik .... van spruitjes.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 20 - Quizvraag

Hij ... niet van spruitjes
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 21 - Quizvraag

De kinderen ... van aspergesoep.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 22 - Quizvraag

... jij van bami ?
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 23 - Quizvraag

weigeren
De hond ... te gehoorzamen.

Slide 24 - Open vraag

lachen
De kleuter ... om de clown.

Slide 25 - Open vraag

verrassen
Het kind ... moeder met een bos bloemen.

Slide 26 - Open vraag

peinzen
De oude man ... over zijn voorbije jeugd.

Slide 27 - Open vraag

snijden
Ik ... de groenten in kleine stukjes.

Slide 28 - Open vraag

rijden
De auto ... voorzichtig over de snelweg.

Slide 29 - Open vraag

glijden
... jij niet uit over die gladde tegels?

Slide 30 - Open vraag

glijden
... je oom niet uit over die gladde tegels?

Slide 31 - Open vraag

vergoeden
De organisatoren ... alle onkosten.

Slide 32 - Open vraag

vergoeden
... hij alle onkosten ?

Slide 33 - Open vraag

Aan de slag
Maken opdracht 1 +2 op bladzijde 35
Samen nakijken

Slide 34 - Tekstslide