Week 8 - Grammatica- klas 1

Grammatica
Cursus 5 - Grammatica (deel 2)
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Cursus 5 - Grammatica (deel 2)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen deze week:

Lesdoelen:
- Je leert wat een voorzetsel is (WS). 
- Je leert wat een bijwoord is (WS).



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Instructieblad maken
1. Ga in je duo van grammatica zitten. 
2. Ga samen op zoek naar het volgende: 
3. Schrijf de antwoorden op deze vragen beiden in je aantekeningen schrift.

A.  Wat is een voorzetsel? 
B. Geef vijf voorbeelden van voorzetsels. 
C. Wat zijn bijwoorden? 
D. Geef een voorbeeld van bijwoorden door middel van een voorbeeldzin. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica

Zinsdelen (ZD)                                                         Woordsoorten (WS)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie - Voorzetsel
Een voorzetsel (vz) wordt meestal vóór een woord of een groepje woorden gezet, soms erachter. Samen vormen ze een zinsdeel dat vaak een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeeft.

Tip: gebruik  .................... de kast
                           .................... het feest 
   om te checken of het een voorzetsel is!

 








Slide 5 - Tekstslide

plaats (waar?): achter je, bij ons thuis, op tafel, te Volendam;
tijd (wanneer?): na de lunch, tijdens de filmvoorstelling, onder de les Engels;
reden (waarom?) of oorzaak (waardoor?): vanwege een ruzie, door het ongeluk.
Instructie - Bijwoord
Bekijk de volgende zin:
– Morgen (bwb) / komt / het Scapino Ballet / hier (bwb) / een voorstelling / geven.

In deze zin zijn de woorden Morgen en hier bijwoorden. 
Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dit woord als woordsoort een bijwoord (bw).

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie - Bijwoord
Zo herken je een bijwoord:
  • Een bijwoord kan van alles aangeven, bijvoorbeeld: tijd, plaats, reden/oorzaak, onzekerheid en ontkenning
  • Een bijwoord kan iets zeggen over: 
    - een hele zin
    - een werkwoord
    - een bijvoeglijk naamwoord
    - een ander bijwoord


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie - Bijwoord
Sommige bijwoorden kun je verwarren met andere woordsoorten.

  • Een bijwoord lijkt soms op een bijvoeglijk naamwoord, maar dat laatste zegt iets over een zelfstandig naamwoord en een bijwoord niet.
  • Delen van scheidbare werkwoorden (aankijken, namaken) zijn geen voorzetsel, maar bijwoord.
    De docent / legt / het lijdend voorwerp / uit. (uit = bw; deel van uitleggen)


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZELFSTANDIG WERKWOORD
Afkorting - ZWW

Bekijk de volgende zin: 
– Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht.

In deze zin is gekocht een zelfstandig werkwoord (zww). Een zelfstandig werkwoord zegt wat iets of iemand doet (werken, gamen, blaffen) of overkomt (krijgen, struikelen). Het heeft een duidelijke betekenis.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HULPWERKWOORD
Afkorting - HWW

– Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht.

De persoonsvorm heeft is een hulpwerkwoord (hww). Hulpwerkwoorden komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord. 
Ze ‘helpen’ om het gezegde te maken: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LET OP!!


Bij twee of meer werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv) een hulpwerkwoord. Het zelfstandig werkwoord staat meestal achter in de zin.

– Bij het tankstation heeft de chauffeur een krant gekocht.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
Afkorting - Pers.vnw

Bekijk de volgende zin:
– Lieke zegt dat ze altijd met haar moeder naar de tandarts gaat.

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon of ding aan: ze gaat naar de tandarts; hij; is nogal lui zij; zijn een dagje weg deze vulpen is van mij.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD
Afkorting - Bez.vnw

Bekijk de volgende zin:
– Lieke zegt dat ze altijd met haar moeder naar de tandarts gaat.

Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: met haar moeder; jouw; nieuwe tas onze; vrienden dit is mijn vulpen.





Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik leerdoelen

Lesdoelen:

- - Je leert wat een voorzetsel is (WS). 
- Je leert wat een bijwoord is (WS).



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting van de les                           7 februari 2023
Lesdoel: aan het eind van de les weet je welke onderdelen (zelfstandig naamwoord, lidwoord en bijvoeglijk naamwoord) je nog lastig vindt. 

Vooruitblik volgende les: 
  • Opdrachten maken in duo's. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KEUZEMENU VOOR VANDAAG

Keuze 1 - Zelfstandig stil werken aan de opdrachten uit
§6 en §8 voor deze week. 

Keuze 2 - Extra instructie over een woordsoort naar keuze

Keuze 3 - Instructievideo Classroom bekijken








Lesdoel:
aan het eind van de les heb je aan de hand van je eigen keuze, geoefend met de woordsoorten. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DUO'S 1HA

1.   Aeson + Jochem
2.  Aras + Max
3.  Daimy + Suus
4.  Emma + Dani
5.  Isalie + Coen
6.  Jennah + Sem





7. Jill + Sam
8.  Joris + Elin
9. Kyan + Stevan
10.  Lindsy + Silvijn
11.  Maud + Thomas
12.  Merle + Matthijs

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DUO'S 1HB

1.   Bente + Danilo
2.  Delayla + Gijs
3.  Femke + Tayfun
4.  Iann + Ingmar
5.  Leine + Esra
6. Tess + Ebbi



7.  Madée + Jayren
8. Mae-Lynn + Isabel
9.  Pepijn + Yvon
10.  Sophie + Melvin
11.  Tristan + Naud
12. Benthe + Amber

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DUO'S 1HC

1.   Dewi + Imar
2.  Isis S + Rimke
3.  Lana + Maud
4.  Jara + Liam
5.  Jason + Thierry
6.  Jurre + Storm




7. Kenji + Nore
8. Tes K + Tess vd
9.  Sophie + Vince
10.  Elena + Syl
11.  Mart + Tuana
12. Djay + Isis V

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies