28 januari

28 januari, week 19
Programma tot SE-3:
1. voorbereiden mondeling (elke di LL meenemen) 
2. voorbereiden eindexamen (elke dinsdag en vrijdag NN mee)
3. dinsdag na de krokusvakantie start 'inhalen achterstanden'. Verplichte deelname hangt af van resultaten D-toets

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

28 januari, week 19
Programma tot SE-3:
1. voorbereiden mondeling (elke di LL meenemen) 
2. voorbereiden eindexamen (elke dinsdag en vrijdag NN mee)
3. dinsdag na de krokusvakantie start 'inhalen achterstanden'. Verplichte deelname hangt af van resultaten D-toets

Slide 1 - Tekstslide

voorbereiden mondeling
Fictiedossier:
- toevoegen (verbeterd) boekverslag 5 en 6,
- mee naar huis. 9 maart fictiedossier compleet weer inleveren. 

Nog toevoegen:
boekverslag 7 (modern boek),
twee geanalyseerde gedichten (één gedicht analyseren we in de les, de ander moet je zelf doen)
Zie voor andere onderdelen het document op Its. (mapje literatuur > mapje literatuur mondeling) 1 dag te laat = - 1pt aftrek van je mondeling

Oefenmondeling: week 1 en 8 maart. Wie wil? Groepjes van vijf. Mailen naar MSY

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen poëzie

1. Je weet aan welke eisen de gedichten voor je mondeling moeten voldoen.​ 

2. Je kunt aan de hand van deze eisen zelf een gedicht analyseren​.

Slide 4 - Tekstslide

Een versregel wordt afgebroken op een plaats waar geen vanzelfsprekend einde van de versregel is. Dit heet..

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Een andere naam voor klankrijm is?

Slide 7 - Open vraag

Wat is een andere naam voor beginrijm>

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

rijmschema
Benoem van de volgende twee fragmenten het rijmschema

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het rijmschema?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het rijmschema?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

welke vijf vormen van beeldspraak ken je?

Slide 16 - Open vraag

Beeldspraak
  • Vergelijking
  • metafoor
  • personificatie
  • metonymia
  • synesthesie

Slide 17 - Tekstslide

Beeldspraak
Vergelijking: vergelijking met van/als  object en  beeld
Metafoor: alleen het beeld wordt genoemd; het object wordt weggelaten
Personificatie: levenloos ding (of een dier) wordt als een levend persoon beschouwd. (Wordt menselijke eigenschappen toegedicht)

Slide 18 - Tekstslide

Beeldspraak
Metonymia: een gedeelte van het object (een kenmerk) wordt genoemd
Synesthesie: 2 zintuiglijke ervaringen worden naast elkaar gebruikt

Slide 19 - Tekstslide

Vergelijking

Slide 20 - Tekstslide

Personificatie

Slide 21 - Tekstslide

Metafoor

Slide 22 - Tekstslide

Synesthesie

Slide 23 - Tekstslide

metonymia

Slide 24 - Tekstslide

Stijlfiguren

Trucjes met taal die je gebruikt om ergens de nadruk op te leggen.

Stijlfiguren zijn dus niet per se figuurlijk taalgebruik (het kan wel).

voorbeelden: opsomming, tegenstelling, paradox, tautologie, pleonasme, herhaling

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
Analyseer je eigen gedicht volgens afspraak (zie document op Its), 

Overeenkomst thema gedichten en boeken


Slide 26 - Tekstslide