Thema 8 - Hobby's - Persoonsvorm & Onderwerp

NT2 - Studiemeter
Thema 8 - Hobby's
Woordenschat & Grammatica
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

NT2 - Studiemeter
Thema 8 - Hobby's
Woordenschat & Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
- Moeilijke woorden thema 8
- Uitleg persoonsvorm en onderwerp
- Aan de slag met thema 8

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenlijst thema 8
  • de activiteit
  • het concert
  • creatief
  • het evenement
  • de hobby
  • de interesse
  • ontspannen
  • het plezier
  • het talent
  • de tijdsbesteding
  • uitgaan
  • de vereniging
  • de voldoening
  • zich vermaken
  • zich vervelen 

Slide 3 - Tekstslide

Per thema is er een woordenlijst. Die woordenlijsten staan op Teams bij het team Studenten Entree --> pagina Anderstaligen --> Bestanden --> Studiemeter --> VIA Vooraf Moeilijke woorden.
Bij die woordenlijst zit per woord een definitie.
De activiteit
Iets wat er te doen is, 
of iets waar je mee bezig kan.

Op het feest zijn verschillende activiteiten; je kan bijvoorbeeld bowlen, knutselen of verven.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het concert
Een muziekoptreden, van bijvoorbeeld een zangeres of een band. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Creatief
Creatief is een eigenschap. 
Als je creatief bent, dan ben je goed in het maken of verzinnen van nieuwe dingen. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het evenement
Een gebeurtenis voor een groot publiek. Bijvoorbeeld een concert of groot feest.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontspannen
Als je ontspannen bent, dan voel je je heel rustig en prettig.
Een ander woord voor ontspannen is 'relaxen'. Door je te ontspannen word je rustig in je hoofd.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vereniging
Een vereniging is een groep van mensen die samen iets willen doen. 
Bijvoorbeeld een sportvereniging. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zich vermaken

Plezier hebben.


Zich vervelen

Nergens zin in hebben,
of niet weten wat je wilt doen.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm en Onderwerp
Persoonsvorm en onderwerp zijn woorden uit de grammatica.
In bijna alle zinnen staat een persoonsvorm en een onderwerp. Als jij de persoonsvorm en onderwerp kan vinden in een zin, dan helpt dat jou om de zin beter te begrijpen. Ook kan je dan zelf beter zinnen maken.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
In elke zin staat een persoonsvorm. Een persoonsvorm is altijd een werkwoord. 
Door de persoonsvorm kan je 2 dingen zien:
1. of de zin in tegenwoordige tijd of in verleden tijd staat.
2. of de zin in enkelvoud of meervoud staat.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Even herhalen...
Ik loop door de gang.
Loop = de persoonsvorm. 
Loop is het enige werkwoord in deze zin en is dus automatisch de persoonsvorm.
Je kan ook de zin vragend maken. Of je kan de zin in een andere tijd zetten. Of je kan de zin in enkelvoud/meervoud zetten. Zo vind je ook de persoonsvorm. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eventjes oefenen
Er komen nu drie zinnen. Wat is de persoonsvorm in die zinnen?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
Cor koopt een nieuwe trui bij de C&A.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
De zusjes kijken de hele dag Netflix.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
In het weekend werkte hij bij de pizzeria.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ging dit?
Bij Thema 8 van Studiemeter kun je hier meer mee oefenen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp
In bijna elke zin staat een onderwerp. Het onderwerp hoort bij de persoonsvorm. Bijna altijd staat het onderwerp direct naast de persoonsvorm.
Het onderwerp is een mens, een dier of een ding.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Even herhalen...
De slak kijkt naar boven.
Het beestje verandert van vorm.

De onderwerpen zijn de slak en het beestje
Het onderwerp staat bijna altijd naast de persoonsvorm. Je kan het onderwerp vinden door te vragen: wie/wat + persoonsvorm.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie/wat is het onderwerp?
Cor koopt een nieuwe trui bij de C&A.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie/wat is het onderwerp?
De zusjes kijken de hele dag Netflix.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie/wat is het onderwerp?
In het weekend werkte hij bij de pizzeria.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ging dit?
Bij Thema 8 van Studiemeter kun je hier meer mee oefenen.

Ga ermee aan het werk. Thema 8 is het laatste thema van VIA Vooraf. Na Thema 8 ga je verder met VIA Vervolg. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies