Wonen_dssv

Wonen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo b, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wonen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe woon jij over 20 jaar?

Slide 2 - Open vraag

Functie van een huis
  • Bescherming
  • Slapen 
  • Eten 
  • Verzorgen

Slide 3 - Tekstslide

timer
0:30
Welke bescherming bied een huis.

Slide 4 - Woordweb

Waar let je op als je een huis gaat kopen?

Slide 5 - Woordweb

Als je een huis koopt kijk je naar:
  1. naar de prijs
  2. waar staat het huis; locatie
  3. hoe oud is een huis
  4. Is het een huis wat je beschermt tegen het klimaat?

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de inrichting van je eigen slaapkamer

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Een plattegrond wordt altijd op schaal getekend. Wat betekent 1:50?
timer
0:15

Slide 9 - Open vraag

Gas, water en elektriciteit.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is stroom nu eigenlijk?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Geleider of Isolator?
Een geleider geeft de elektriciteit goed door. 

Een isolator geeft de elektriciteit niet goed door. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

De elektrische energie

De totale energie die door een elektrisch apparaat wordt gebruikt


De eenheid is de Joule (Ws) maar soms ook de kiloWattuur (kWh)

1 kWh =

1 kiloWatt = 1000 W

1 uur = 3600 s

dus 1 kWh = 1000 x 3600 =

 3 600 000 J (3,6 MJ)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

De prijs van Energie
Met een kilowattuurmeter wordt het energieverbruik gemeten in kilowattuur (kWh) 
vb een apparaat van 2000W gebruikt in 1 uur dus 2 kWh
Energiegebruik (kWh) = vermogen (kW) x tijd (uren)
in symbolen
E=Pxt

Slide 21 - Tekstslide

Bereken de energie die gebruikt wordt in kilowattuur als de tijd 20 uur is en het vermogen 0,245 kW.
A
0,49 kWh
B
4,9 kWh
C
49 kWh
D
490 kWh

Slide 22 - Quizvraag

In de meterkast zitten verschillende dingen voor de veiligheid.
Een ding kun je gebruiken om de spanning van de hele installatie te halen. Wat is hiervan de naam?
A
aardlekschakelaar
B
hoofdschakelaar
C
de zekering
D
de kilowattuur meter

Slide 23 - Quizvraag

In de meterkast zitten verschillende dingen voor de veiligheid.
Een ding kun je gebruiken om de spanning van één groep te halen. Wat is hiervan de naam?
A
aardlekschakelaar
B
hoofdschakelaar
C
de zekering
D
de kilowattuur meter

Slide 24 - Quizvraag

In de meterkast zitten verschillende dingen voor de veiligheid.
Een ding is niet voor de veiligheid maar voor de stroomleverancier zodat je niet te weinig (of te veel) hoeft te betalen. Hoe heet dat ding.
A
aardlekschakelaar
B
hoofdschakelaar
C
de zekering
D
de kilowattuur meter

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer de stroomkring gesloten is kan de stroom van plus naar min lopen.

Voor een stroomkring heb je minimaal nodig: 
- een apparaat, spanningsbron en 2 verbindingsdraden.

Met een schakelaar kan een stroomkring openen of sluiten. 
Zie het als een brug die open of dicht is.

Een tekening die laat zien hoe de stroomkring in elkaar zit noemen we een schakeling:

Slide 26 - Tekstslide

§5 Een warm huis.

Slide 27 - Tekstslide

Verbranding

Slide 28 - Tekstslide

Om een brand te kunnen blussen moet je dus een van de 3 weghalen: meestal warmte of zuurstof.

Niet alle branden kan je met water blussen vb olie.

Wanneer je een brandstof verbrand komt er vaak waterdamp en koolstofdioxide bij vrij.


Slide 29 - Tekstslide

verbranding

Slide 30 - Woordweb

Slide 31 - Tekstslide

De brander (onderdelen)
  • Gasregelknop
  • Luchtregelschijf
  • Schoorsteen
  • Voet en gasslang



Slide 32 - Tekstslide

De brander
De vlammen

Slide 33 - Tekstslide

Vloeistof thermometer

Slide 34 - Tekstslide

thermometer

Slide 35 - Tekstslide

§ 6  Warmte vervoeren.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide