werkwoordspelling (herhaling): Regels werkwoordsvormen en waarom werkwoordspelling

WERKWOORDSPELLING
LES 8: Regels werkwoordsvormen en waarom werkwoordspelling (herhaling)
Nederlands
 VWO 1 P1 2022-2023
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WERKWOORDSPELLING
LES 8: Regels werkwoordsvormen en waarom werkwoordspelling (herhaling)
Nederlands
 VWO 1 P1 2022-2023

Slide 1 - Tekstslide

Op de toets...
1 (TT) en 2  (VT)
Zet je de werkwoorden in de goede vorm in de zin
Noteer je ook het onderwerp
Voorbeeld: _______ je dat een goed voorstel? (vinden)
Antwoord: vind je of vond je
 
3. Maak je van een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord
Voorbeeld: de __________ gevangene (straffen)
Antwoord: gestrafte





Slide 2 - Tekstslide

Op de toets...
4. Maak je  een voltooid deelwoord van de genoemde werkwoorden in de zin.
Voorbeeld: De bioscoop was die avond __________ (sluiten)
Antwoord: gesloten

5. A Zet je de werkwoorden (die tussen haakjes  staan) in de goede vorm.
5. B Benoem je de werkwoordsvorm
Voorbeeld: De bioscoop was die avond __________ (sluiten).
Antwoord: gesloten - Voltooid deelwoord of VD







Slide 3 - Tekstslide

Voordat we verder gaan ...
... herhalen we de regels die horen bij de verschillende werkwoordsvormen.
Waarom? Als je de regels kent, kun je deze toepassen en tot de juiste spelling komen!
  • Ga naar lessonup werkwoordspelling les 8.
  • Beantwoord vraag 1 t/m 20 individueel.
  • Je krijgt hiervoor 10 minuten.
  • Je kunt de antwoorden niet zelf controleren.
  • Als de tijd voorbij is, bespreken we de antwoorden.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide


1. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (ik-vorm/ik-vorm+t)?

Slide 5 - Open vraag

Bedenk zelf twee zinnen waarin deze regel geldt:
"Als 'je' of 'jij' achter de persoonsvorm (t.t.) staat, gebruik je de ... ik-vorm"

Slide 6 - Open vraag

Bedenk zelf twee zinnen waarin deze regel geldt:
"Als 'je' achter de persoonsvorm (t.t.) staat, gebruik je de ... de ik-vorm+t."

Slide 7 - Open vraag


Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden?

Slide 8 - Open vraag

Wanneer schrijf je bij de persoonsvorm (v.t.) ook een -n (achter -de of -te)?

Slide 9 - Open vraag


Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - sterke werkwoorden?

Slide 10 - Open vraag


Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat eindigt op een -d of -t?

Slide 11 - Open vraag


Welke regel gebruik je bij het onvoltooid deelwoord?voorbeeld:
"Lachend ging ze de klas uit"

Slide 12 - Open vraag


Wanneer eindigt een voltooid deelwoord -en?

Slide 13 - Open vraag


Welke regel gebruik je bij het voltooid deelwoord dat wordt gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

Slide 14 - Open vraag

Let op!
Wanneer is er sprake van een uitzondering en schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord met dubbel -d of dubbel -t?

Slide 15 - Open vraag

Let op!
Wanneer is er sprake van een uitzondering en schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord met -en?

Slide 16 - Open vraag


Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 17 - Open vraag


Hoe vind je het onderwerp?

Slide 18 - Open vraag

Welke stappen volg je als je de vorm waarin een werkwoord in de zin staat moet benoemen?

Slide 19 - Open vraag

Conclusie:
In hoeverre ken je de regels? Wat ga je doen om de regels te leren kennen?

Slide 20 - Open vraag

Klaar?
Ben je klaar en is de tijd nog niet voorbij? Maak dan de opdrachten op de volgende slides.

Benoem de werkwoordsvorm. Kies uit de vormen die je tot nu toe hebt geleerd:

  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
  • persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
  • onvoltooid deelwoord (odw)
  • voltooid deelwoord (vdw)
  • voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 21 - Tekstslide

Benoem de werkwoordsvorm.

1. Mijn vader VINDT het maar niks.

Slide 22 - Open vraag

Benoem de werkwoordsvorm.

2. Mijn vader VOND het maar niks.

Slide 23 - Open vraag

Benoem de werkwoordsvorm.

3. Mijn vader heeft een horloge GEVONDEN.

Slide 24 - Open vraag

Benoem de werkwoordsvorm.

4.HOPEND op een goede afloop, keken zij naar de film.

Slide 25 - Open vraag

Benoem de werkwoordsvorm.

5. Het GESTOLEN horloge is weer terecht.

Slide 26 - Open vraag

Benoem de werkwoordsvorm.

6. Het GEBEURT vaker.

Slide 27 - Open vraag

Benoem de werkwoordsvorm.

7. Het is gisteren GEBEURD.

Slide 28 - Open vraag

Eerder heb je geleerd...
... waarom je werkwoordspelling leert. 

We concludeerden toen dat de spellingingcontrole niet alle fouten uit je teksten haalt. Nou en? Waarom zou dat moeten? Waarom zouden al je teksten zo min mogelijk spelfouten moeten bevatten?

Het antwoord op deze vraag, geef je zelf aan het einde van deze les.

Slide 29 - Tekstslide

Taalverzorging = belangrijk!

Taalverzorging (spelling, grammatica en interpunctie) is belangrijk. Niet alleen bij Nederlands, maar ook bij andere vakken. En eigenlijk gaat het nog verder. Taalverzorging is niet alleen belangrijk op school, maar ook daar buiten. Taal is belangrijk bij (bijna) alles wat je doet. 

Waarom?

Slide 30 - Tekstslide

Fouten in verschillende tekstsoorten

1.  appje naar een klasgenoot
2. persoonlijke aantekeningen van een les
3. boodschappenlijstje
4. sollicitatiebrief 
5. mail aan je docent
6. schrijfopdracht voor Nederlands
7. bericht op Instagram
8. schrijfopfdracht voor biologie
9. appje naar je ouders


Slide 31 - Tekstslide

Fouten maken mag absoluut (niet)!
De volgende opdracht staat op slide 33. 


  • Maak een volgorde (1 t/m 9) van ‘fouten maken mag absoluut niet’ naar   ‘fouten maken mag’
  • Op 1 staat de tekstsoort waarin absoluut geen fouten mogen worden gemaakt. 
  • Op 10 staat de tekstsoort waarin het het minst erg is als er fouten in worden gemaakt. 
  • Daartussen staan de andere tekstsoorten op volgorde.

Je krijgt hiervoor 5 minuten.
timer
5:00

Slide 32 - Tekstslide

Gebruik de tekstsoorten op slide 30.
Maak een volgorde (1 t/m 9):
van ‘fouten maken mag absoluut niet’
naar ‘fouten maken mag’.

Slide 33 - Open vraag

Klaar?
Ben je eerder klaar?

Maak dan alvast een begin aan de volgende opdrachten.

Je kunt de antwoorden niet zelf controleren. 

We bespreken ze in de klas. 


Slide 34 - Tekstslide

1. Stel je voor: Je leest een nieuwsbericht in de krant. Dit bericht zit vol spelfouten.

Wat vind je hiervan? Wat denk je hierover? Wat voel je hierbij?

Slide 35 - Open vraag

2. Stel je voor: Je leest een artikel in het tijdschrift van Freek Vonk. Dit artikel zit vol spelfouten.

Wat vind je hiervan? Wat denk je hierover? Wat voel je hierbij?

Slide 36 - Open vraag

3. Stel je voor: Je krijgt een appje van de mini-mentoren. Dit appje zit vol spelfouten.

Wat vind je hiervan? Wat denk je hierover? Wat voel je hierbij?

Slide 37 - Open vraag

4. Stel je voor: Je ouders krijgen een mail van mevrouw De Blocq. Deze mail zit vol spelfouten.

Wat vinden zij hiervan? Wat denken zij hierover? Wat voelen zij hierbij?

Slide 38 - Open vraag

5. Stel je voor: Meneer de Boer krijgt een mail van jou. Deze mail zit vol spelfouten.

Wat vind jij hiervan? Wat denk jij hierover? Wat voel jij hierbij?

Slide 39 - Open vraag

6. Stel je voor: In een wiskunde-opdracht, gemaakt door de docent zelf, staan een heleboel spelfouten.

Wat vind jij hiervan? Wat denk jij hierover? Wat voel jij hierbij?

Slide 40 - Open vraag

7. Stel je voor: Je schrijft een sollicitatiebrief aan een bedrijf, waar je heel graag wilt werken. Hierin staan een heleboel spelfouten.

Wat vindt degene die bepaalt of jij wordt aangenomen hiervan? Wat denkt zij/hij hierover? Wat voelt hij/zij hierbij?

Slide 41 - Open vraag

Conclusie:
1. Waarom leren we spelling? Waarom is het belangrijk om je taal te verzorgen?

Slide 42 - Open vraag

Conclusie:
2. Wat kun je doen om ervoor te zorgen dat je taal optimaal is verzorgd? (Ook als je taal lastig vindt.)

Slide 43 - Open vraag