H3 Taalverzorging Spelling Volt. dw. als bijv. nw.

verwijswoorden
je leert over het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
video bekijken
theorie lezen
Nederlands 
18 maart
Maak opdracht 1 p.89
Hoe ging het?
Maak opdracht 1,2, 3 en 5.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

verwijswoorden
je leert over het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
video bekijken
theorie lezen
Nederlands 
18 maart
Maak opdracht 1 p.89
Hoe ging het?
Maak opdracht 1,2, 3 en 5.

Slide 1 - Tekstslide

Wat ligt er klaar?
Leerwerkboek 
 Nieuw Nederlands
H3 blz 88
Je schrift en een pen
Je mobiel - op de kop 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

voltooid deelwoord
Als er een voltooid deelwoord in een zin staat, is de pv een vorm van zijn, hebben of worden.
Bijvoorbeeld:
– Mario is vanmorgen vroeg opgestaan.
– Rowan heeft zijn fietsband geplakt.
– Kimberley’s abonnement wordt volgende week opgezegd.
 deelwoord kan ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Bijvoorbeeld: de geplakte fietsband; het opgezegde abonnement.

Slide 4 - Tekstslide

voltooid deelwoord

 Een voltooid deelwoord kan dus deel uitmaken van het gezegde, zoals in de zinnen hierboven.
Maar een voltooid deelwoord kan ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Bijvoorbeeld: de geplakte fietsband; het opgezegde abonnement.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe schrijf je dat dan? 
Eindigt het voltooid deelwoord op een -t of een -d? Gebruik de verlengproef om de laatste letter te vinden: De verkoopster heeft de T-shirts afgeprijs.... Je hoort afgeprijsde, dus je schrijft afgeprijsd.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe schrijf je dat dan 2
Eindigt het voltooid deelwoord op een -n? Schrijf het zo kort mogelijk: gewonnen, gebeten, uitgezonden, gezien, gedaan.


Slide 7 - Tekstslide

Hoe schrijf je dat dan 3

Als je niet goed kunt horen welke letter je moet schrijven of als je zeker wilt weten wat de laatste letter moet zijn, gebruik je ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoe schrijf je dat dan 4
Schrijf een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort en zo eenvoudig mogelijk. Bijvoorbeeld:
– De trui is gebreid; de gebreide trui.
– Het werkstuk is geprint; het geprinte werkstuk.
– Het kind werd gered; het geredde kind.
– Het schilderij is gestolen; het gestolen schilderij.

Slide 10 - Tekstslide