In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
2V: Bijles Nederlands
dinsdag 13 april
Slide 1 - Tekstslide
H6: Aan elkaar of los?
Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven.
De volgende woorden schrijf je aan elkaar:
samenstellingen van drie woorden of minder: huissleutel, lagelonenlanden
woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar + voorzetsel: daarna, ervoor, hierover, waarom
getallen met hond en duizend:vijftienduizend
vaak voorkomende samengestelde woorden: kapotmaken, pianospelen, thuiskomen, theezetten
veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: dichtbevolkt, hooggelegen, pasgetrouwd, veelzeggend
twee delen van een splitsbaar werkwoord die in dezelfde volgorde naast elkaar staat als in de infinitief: Toen mijn zusje thuiskwam, heb ik de deur opengedaan.
Slide 2 - Tekstslide
H6: Aan elkaar of los?
Let op:
Schrijf woorden die elk een eigen klemtoon hebben los van elkaar!
Slide 3 - Tekstslide
Moet het woord aan elkaar of los? wereld godsdienst
Slide 4 - Open vraag
Moet het woord aan elkaar of los? lente dagen
Slide 5 - Open vraag
Moet het woord aan elkaar of los? goede grap
Slide 6 - Open vraag
Moet het woord aan elkaar of los? onderwijs inspectie
Slide 7 - Open vraag
Moet het woord aan elkaar of los? laag opgeleid
Slide 8 - Open vraag
Moet het woord aan elkaar of los? daar in
Slide 9 - Open vraag
Moet het woord aan elkaar of los? blinde darm ontsteking
Slide 10 - Open vraag
Moet het woord aan elkaar of los? wind dicht hard loop jack
Slide 11 - Open vraag
Schrijf de woorden in de zinnen waar nodig aan elkaar.
Stijn was stapel verliefd op Irma en was daar om dol blij toen ze woensdag avond eindelijk met hem mee fietste naar huis.
Slide 12 - Open vraag
Schrijf de woorden in de zinnen waar nodig aan elkaar.
Weet je dat kleine Jelle een klein zoon is van die steen rijke verkoopster van dames bont jassen?
Slide 13 - Open vraag
Tussenletters in samenstellingen
Slide 14 - Woordweb
SPELLING - TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN
Samenstelling: deur + bel = deurbel. Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: -(e)n-, -e-, -s-.
Wanneer voeg je een -s- toe?
Als je in een samenstelling een -s- hoort, schrijf je die ook: weersverwachting.
Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de -s- alleen als je hem bij de vervanging hoort: dorpsstraat, want dorpsplein, maar handschoen, want handcrème
Slide 15 - Tekstslide
SPELLING - TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN
Wanneer voeg je -(e)n- toe?
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden: paardenbloem, berenvel.
Wanneer schrijf je geen -(e)n- (soms wel -e-)?
het eerste deel heeft geen meervoud: gerstebier;
het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is: zonnewijzer;
het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s: gedachtesprong;
het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: brekebeen, goedemorgen, plattegrond;
het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: bereleuk.
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de juiste spelling? eenman + zaak
A
eenmanzaak
B
eenmanszaak
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling? groente + soep
A
groentensoep
B
groentesoep
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling? beroep + speler
A
beroepsspeler
B
beroepspeler
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling? koek + pan
A
koekenpan
B
koekepan
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling? zon + steek
A
zonnensteek
B
zonnesteek
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling? beer + leuk
A
berenleuk
B
bereleuk
Slide 22 - Quizvraag
H5: Hoofdletters en aanhalingstekens
Hoofdletter
aan het begin van de zin
bij eigennamen
bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid
Kleine letter
samenstellingen met religieuze feesten
religies en stromingen
windstreken
namen van periodes
namen die niet meer aan de persoon doen denken
soortnamen
Slide 23 - Tekstslide
H5: Hoofdletters en aanhalingstekens
Aanhalingsteken
bij de directe rede/citaten
bij titels
als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis
Slide 24 - Tekstslide
Oefenen!
Neem de zinnen over en gebruik hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens volgens de regels.
Slide 25 - Tekstslide
op de deur van reisbureau holiday hangt een briefje met de tekst wegens omstandigheden gesloten
Slide 26 - Open vraag
in mijn boek het nieuwe dieet vertel ik hoe je snel kunt afvallen zonder hongergevoel zei de franse schrijfster
Slide 27 - Open vraag
Spelling werkwoorden
Gebruik onderstaand schema bij het maken van opdracht 7 en 8.
Persoonsvorm > T.T.
> V.T. ik-vorm + te(n)/de(n)
Geen persoonsvorm > voltooid deelwoord ('t Kofschip)
> infinitief (hele werkwoord)
> bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)
> onvoltooid deelwoord ( hele ww + -d)
ik of jij/je erachter = ik-vorm
ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Slide 28 - Tekstslide
Noteer de juiste spelling
De Limburgse boekhouder heeft ... (bekennen) dat hij zijn functie jarenlang heeft ... (misbruiken) door te frauderen.
Hoewel de tuin speciaal met slingers en lampionnen was ... (versieren) voor de jarige job, was hij niet ... (verrassen).
Nadat de officier van justitie de vrouw heeft ... (beschuldigen) van zakkenrollen, heeft de rechter haar ... (veroordelen).
Een vrijwilliger van de kinderboerderij heeft ... (onthullen) dat de eigenaar zijn ezels lange tijd heeft ... (verwaarlozen) en nu zijn dieren ... (bevrijden).
Slide 29 - Tekstslide
Wat is de juiste spelling?
De jubilaris moest wel erg lang op zijn ... (beloven) cadeau wachten.
A
belofde
B
beloofde
C
beloofte
D
beloofden
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
De dokter ... (vermoeden) een spoedig herstel van de zieke.
A
vermoed
B
vermoedt
C
vermoet
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
Tijdens zijn debuut heeft de voetballer op zijn uitstekende techniek ... (vertrouwen).
A
vertrouwt
B
vertrouwd
C
vertrouwdt
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
Na enkele dagen ... (staken) de werknemers hun protestactie.
A
staakde
B
staakte
C
staakden
D
staakten
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
Ondanks een flinke verkoudheid heeft Bram bijna niet ... (hoesten)