- Over wie iets gaat.
I - You - He - She - It - We - They
- Met wie iets gebeurd / Aan wie je het geeft.
Me - You - Him - Her - It - Us - Them
Als je klaar bent voordat de tijd om is, schrijf je zelf minimaal 5 zinnen met pronouns (voornaamwoorden).
5 minuten zelfstandig in stilte, 5 minuten samenwerken.