Aan de persoonsvorm kun je zien of de zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat.
Daarnaast kan een zin in de voltooide tijd staan. Een zin is voltooid als het werkwoord hebben of zijn in de zin staat én als er een voltooid deelwoord in de zin staat.
Samenvattend betekent dit dat een zin in vier verschillende tijden kan staan:
1 onvoltooid tegenwoordige tijd - ott Ik speel dwarsfluit.
2 voltooid tegenwoordige tijd - vtt Ik heb dwarsfluit gespeeld.
3 onvoltooid verleden tijd - ovt Ik speelde dwarsfluit.
4 voltooid verleden tijd - vvt Ik had dwarsfluit gespeeld.