In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
Slide 1 - Tekstslide
1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands, laat het nog even dicht.
Slide 2 - Tekstslide
2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
Als er staat schrijf de zinnen over, dan doe je dat.
Slide 3 - Tekstslide
Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie.
Namen lln
- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag.
Namen lln
- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten.
Namen lln
Slide 4 - Tekstslide
3. Lesdoel
Aan het eind van deze les;
- kun je lastige werkwoorden in de juiste vorm opschrijven.
Slide 5 - Tekstslide
Verdiept arrangement:
Namen lln.
Huiswerk noteren + maken:
Les: 4.6
blz.: 153 t/m 154
opdr.: 19 t/m 20
Slide 6 - Tekstslide
Mini-check
Wat weet je al van de lesdoelen?
Slide 7 - Tekstslide
Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Jij ...(vinden) dit geen niet erg om te doen.
Slide 8 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Ik ...(vinden) de kou niets.
Slide 9 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Je ... (zetten) de pan op het vuur.
Slide 10 - Open vraag
Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 4.6, opdr. 19 t/m 20, blz. 153 t/m 154
De rest doet mee met de instructie.
Slide 11 - Tekstslide
4. Instructie
Kijk mee naar de volgende dia.
Slide 12 - Tekstslide
Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
lastige werkwoorden 1
hele werkwoord
ik-vorm
hij-vorm (jij, u hij, zij, het)
wij-vorm wij, jullie, zij)
wat schrijf je?
hele ww -en
ik-vorm +t
hele ww
vinden
ik vind
jij vindt
wij vinden
worden
ik word
u wordt
jullie worden
voeden
ik voed
zij voedt
zij voeden
Bij werkwoorden waarbij de ik-vorm eindigt op een -d, schrijf je bij de hij-vorm gewoon +t. Kijk naar het voorbeeld
Slide 13 - Tekstslide
Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
lastige werkwoorden 2
hele werkwoord
ik-vorm
hij-vorm (jij, u hij, zij, het)
wij-vorm wij, jullie, zij)
wat schrijf je?
hele ww -en
hele ww
schieten
ik schiet
jij schiet
wij schieten
slachten
ik slacht
u slacht
jullie slachten
zetten
ik zet
zij zet
zij zetten
Als de ik-vorm eindigt op een 't', komt er bij de hij-vorm geen +t
Kijk naar het voorbeeld
Slide 14 - Tekstslide
Noteer de goede vorm: worden. Hij ..........
Slide 15 - Open vraag
Noteer de goede vorm: zetten. Hij ..........
Slide 16 - Open vraag
Noteer de goede vorm: luiden. De oude priester .......... de kerkklok voor de trouwerij.
Slide 17 - Open vraag
Noteer de goede vorm van antwoorden: Jurrian ... altijd graag als de docent iets vraagt
Slide 18 - Open vraag
5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les 4.6, opdr. 19 t/m 20, blz. 153 t/m 154.
Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Namen lln... kom aan de instructietafel zitten.
Dan gaan we samen aan de slag.
Slide 19 - Tekstslide
6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt: les 4.6 t/m 4.8, blz. 153 t/m 156
V: opdr. 19 t/m 23 (-22) --> namen lln
B: opdr. 19 t/m 23 --> namen lln
I: opdr. 19 t/m 23 --> namen lln
Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren toets/lezen/woordzoeker.
timer
30:00
Slide 20 - Tekstslide
7. Evaluatie
- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee!
Slide 21 - Tekstslide
Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Peter .... (antwoorden) beleefd.
Slide 22 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Jij ... (wijzen) de juiste kant op.
Slide 23 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van het werkwoord. Jij ....(houden) niet van chocolade.
Slide 24 - Open vraag
Ik kan werkwoorden goed schrijven; gelet op d, t of dt