Tekstverklaren + eindexamenwoorden

startopdracht in het schrift
Open jouw schrift en pak een pen/potlood
Je schrijft zinnen waarin het woord wordt uitgelegd. 
Onderstreep/markeer de zin in jouw schrift.
Controleer jouw buur: 
Als de tijd voorbij is, controleer je aan de hand van de woordenlijst achter in het boek of de betekenis van het woord klopt.
timer
8:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

startopdracht in het schrift
Open jouw schrift en pak een pen/potlood
Je schrijft zinnen waarin het woord wordt uitgelegd. 
Onderstreep/markeer de zin in jouw schrift.
Controleer jouw buur: 
Als de tijd voorbij is, controleer je aan de hand van de woordenlijst achter in het boek of de betekenis van het woord klopt.
timer
8:00

Slide 1 - Tekstslide

programma vandaag
1. Eindexamenwoorden herkennen.
2.Eindexamentekst op papier met vragen op tijd (timers)
3. Vragen uit het lesboek over het onderwerp feiten, meningen, standpunt en argumenten.
4. Toets examenwoorden: Dinsdag 11 maart (duur 60 minuten)
5. Huiswerk donderdag: Vraag 1 -10 bij opdracht 6 - blz. 78-79 zijn gemaakt en staan in het schrift. Anders 8 uur melden.

Slide 2 - Tekstslide

lesdoelen
1. Je weet het verschil tussen feiten, meningen, standpunten en argument (FMSA).
2. Je kunt FMSA herkennen en benoemen in een tekst.
3. Je kunt een onderscheid maken tussen feiten en meningen
4. Je kunt een onderscheid maken tussen een standpunt en een argument. 

Slide 3 - Tekstslide


Het voorbeeld toont aan dat uitsluitend robots eerlijke topsport beoefenen.
Wat betekent toont aan?
A
omschrijven
B
het aan iemand geven
C
laten zien dat iets zo is
D
een antwoord op de vraag geven

Slide 4 - Quizvraag


De maker van de advertentie wil jou aanzetten tot het kopen van het product.
Wat betekent aanzetten tot?
A
iemand zover krijgen dat hij iets gaat doen
B
iets aanschuiven
C
een schakelaar omzetten
D
een apparaat aandoen

Slide 5 - Quizvraag


Het doel van de schrijver is je te adviseren over het belang van gezonde voeding.
Wat betekent het woord adviseren?
A
informatie geven
B
raad geven
C
instructie geven
D
advies geven

Slide 6 - Quizvraag


In de inleiding introduceert de schrijver het onderwerp met een  korte anekdote.
Wat betekent het woord ankdote?
A
een vraaggesprek
B
een voorbeeld
C
een uitleg
D
een kort, grappig verhaaltje

Slide 7 - Quizvraag

Wat is mening?
A
Het eerste lesuur begint om 08.00 uur.
B
Je moet minimaal een 5,5 halen voor een voldoende.
C
De toets van Nederlands bestaat uit twee delen.
D
Als je even goed oefent, is Nederlands niet moeilijk.

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn géén signaalwoorden voor een argument?
A
omdat - want
B
namelijk - immers
C
aangezien - bovendien
D
echter - daarentegen

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn géén signaalwoorden voor een mening?
A
ik vind
B
volgens mij
C
ik ben het er (niet) mee eens dat
D
als... dan...

Slide 10 - Quizvraag

Bekijk tekst 2.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

Slide 13 - Open vraag

Bekijk tekst 2.
Je krijgt hier 1 minuut voor. 
Niet de hele tekst lezen, alleen de inleiding en eventueel het slot

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Staan in alinea 2 feiten of meningen? Licht je antwoord toe.

Slide 16 - Open vraag

Wat is de mening van Kroon over het rode stoplicht voor fietsers?

Slide 17 - Open vraag

Welke twee argumenten geeft Kroon in alinea 3?

Slide 18 - Open vraag

Kroon vindt dat fietsers prima kunnen omgaan met knippergeel. Noteer de zin uit alinea 4 waaruit dit blijkt.

Slide 19 - Open vraag

Staat het verkeerslicht voor een automobilist op rood, geel of groen als het verkeerslicht voor een fietser op knippergeel staat?

Slide 20 - Open vraag

In alinea 5 geeft Kroon argumenten waarom knippergeel ook goed is voor automobilisten. Noteer deze argumenten.

Slide 21 - Open vraag

Wat is de mening van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid over het plan van Kroon?

Slide 22 - Open vraag

Welk(e) argument(en) geeft SWOV?

Slide 23 - Open vraag

Tekst buitenspelen
Maak nu de vragen bij de tekst over buiten spelende kinderen.
De 7 vragen worden straks besproken over 15 minuten.
Je mag samenwerken op fluistertoon
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide