Hoofdstuk 4 Kerntaak 1 Marketing

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
Online marketingMarketing & CommunicatieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het doel van het 4C-model in marketing?
A
Het vergroten van de productiekwaliteit
B
Het vervangen van traditionele marketingtechnieken
C
Het centraal stellen van de klant
D
Het verbeteren van logistieke processen

Slide 5 - Quizvraag

Welke van de volgende factoren hoort bij het 4C-model?
A
Chocolade
B
Communication
C
Channel
D
Customer hapiness

Slide 6 - Quizvraag

Een bedrijf wil de kosten van een product aanpassen om meer klanten te trekken. Welke component van het 4C-model wordt hier aangesproken?
A
Customer
B
Cost
C
Convenience
D
Communication

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat omvat het uitgebreide product?
A
Alleen het fysieke product
B
Alleen de garantie
C
Het fysieke product en klantbehoeften
D
Het fysieke product plus merk en service

Slide 9 - Quizvraag

Wat maakt het totaalproduct compleet?
A
Basisfuncties van het product
B
Merk, verpakking, het product en imago
C
Reclame en promotie
D
Klantbeoordelingen

Slide 10 - Quizvraag

Een klant koopt een wasmachine met een garantie van 5 jaar en gratis installatie.
Hoe wordt dit aanbod beschreven?
A
Fysiek product
B
Uitgebreid product
C
Totaal product
D
Extra service

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van intensieve distributie?
A
Producten zijn exclusief verkrijgbaar
B
Producten worden breed verspreid
C
Er zijn beperkte verkoopkanalen
D
Het is alleen geschikt voor luxeproducten

Slide 14 - Quizvraag

Een bedrijf verkoopt luxe horloges via slechts twee winkels in een regio.

Welke distributiestrategie wordt hier toegepast?
A
Intensieve distributie
B
Open distributie
C
Selectieve distributie
D
Exclusieve distributie

Slide 15 - Quizvraag

Wat bepaalt de lengte van een distributiekanaal?
A
Het type product
B
Het aantal schakels
C
De prijs van het product
D
De marketingstrategie

Slide 16 - Quizvraag

Een fabrikant verkoopt direct aan klanten via een webshop.
Hoe wordt dit distributiekanaal beschreven?

A
Kort
B
Lang
C
Gesegmenteerd
D
Complex

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met een breed assortiment?
A
Veel varianten binnen een productgroep
B
Weinig productgroepen
C
Veel verschillende productgroepen
D
Luxeproducten

Slide 19 - Quizvraag

Een kledingwinkel verkoopt alleen broeken, maar biedt deze aan in 20 verschillende stijlen en kleuren. Hoe wordt dit assortiment beschreven?
A
Breed
B
Diep
C
Smal
D
Ondiep

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Parallellisatie
Het aanbod van producten wordt
uitgebreid met producten uit een andere
bedrijfskolom. In dit geval sieraden.

Specialisatie 
Een bedrijf gaat zich focusen op het één 
behoefte van klanten. Ze gaan zich dus
specialiseren. In het voorbeeld in jassen.

Slide 26 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Integratie (voorwaarts of achterwaarts)
De bedrijfskolom wordt korter, want de 
wolfabrikant neemt de stoffenfabrikant
over. Dit is een voorwaartse integratie.

Differentiatie
De bedrijfskolom wordt langer, want er 
komt een extra schakel tussen: het 
kledingconcern.


Slide 27 - Tekstslide

Wat betekent differentiatie in een bedrijfskolom?

A
Het samenvoegen van schakels
B
Het uitbesteden van activiteiten
C
Het uitbreiden naar een nieuwe schakel
D
Het specialiseren in een niche

Slide 28 - Quizvraag

Een supermarkt voegt een bakkerij toe aan zijn aanbod. Welke beweging in de bedrijfskolom wordt hier toegepast?
A
Integratie
B
Differentiatie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het doel van parallelisatie?
A
Het verminderen van schakels
B
Het verkorten van de bedrijfskolom
C
Het vergroten van marktaandeel
D
Het aanbieden van meerdere productgroepen

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Wat betekent de 'A' in het AIDA-model?
A
Awareness
B
Attention
C
Attraction
D
Action

Slide 35 - Quizvraag

Een klant ziet een advertentie, wordt nieuwsgierig en bezoekt een winkel.
Welke AIDA-stappen zijn hier doorlopen?
A
Attention en Interest
B
Interest en Desire
C
Desire en Action
D
Attention en Action

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide