Mijn proefles

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welke zinsdelen herinner je je nog? Noem er zoveel mogelijk?

persoonsvorm
(noem zoveel mogelijk kenmerken)

Persoonsvorm

Werkwoordelijk gezegde

Wat is het werkwoordelijk gezegde (WG) van deze zin?

De leerlingen zaten allemaal gezellig te kletsen.

1. zaten
2. zaten gezellig te kletsen
3. zaten te kletsen
4. zaten kletsen

Wat is het onderwerp van deze zin?
Wie heeft gisteren mijn portemonnee gestolen?

1. mijn portemonnee
2. wie
3. gisteren
4. heeft

Uitleg over het onderwerp

• Het onderwerp hoort bij de PV (persoonsvorm);
• Het onderwerp staat meestal naast de PV (voor of achter);
• Het onderwerp geeft antwoord op de vraag: wie / wat + werkwoordelijk gezegde?

Wat is het onderwerp van deze zin:
Vorige week heeft de docent haar nog strafwerk gegeven.

Wat is het onderwerp van deze zin?
Maria heeft haar zus een prachtig cadeau gegeven.

Lijdend voorwerp

lijdend voorwerp

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.

Ik zie haar.

Wij geven jullie een bos bloemen.

Heb je aan je ouders geschreven?

Lijdend voorwerp

Geen lijdend voorwerp

https:

Wat is het meewerkend voorwerp ook alweer?

Maak een zin met het volgende bouwplan:
O-PV-WG-MV-LV-REST

https:

Wat heb je opgestoken van deze les?

Welk zinsdeel begrijp je nog niet?