Hoofdstuk 2, paragraaf 3

Winst
Doel: Je weet hoe je de maximale winst kunt berekenen
Je kunt het break-even point uitrekenen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Winst
Doel: Je weet hoe je de maximale winst kunt berekenen
Je kunt het break-even point uitrekenen

Slide 1 - Tekstslide

Omzet (Opbrenst)
P x Q

Slide 2 - Tekstslide

Ajax - PSV
Ajax verkoopt 51.000 tickets tegen PSV voor gemiddeld €85 per stuk. 

Omzet = 51.000 x 85 = €4.335.000 (dat is geen winst, maar de opbrengst)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Gemiddelde opbrengst
Totale opbrengst : Q


De opbrengst per stuk. Vaak hetzelfde als de prijs.

Slide 5 - Tekstslide

Totale winst (TW)
TW = TO - TK

Totale opbrengst (Omzet) - Totale kosten

Slide 6 - Tekstslide

Rekenvraag
Rederij peters heeft 25 bootjes, die ze elke dag 8 uur verhuren voor €12,50 per uur. De variabele kosten zijn €2,50 per bootje per uur en ze hebben ook vaste kosten per dag: €1500. 

Bereken:
De omzet en winst van rederij peters.

Slide 7 - Tekstslide

Maximale winst
Wanneer je marginale kosten en opbrengsten vergelijkt, kijk je naar de 'winst' van ieder volgend product.

Als de marginale opbrengst groter is dan de marginale kosten van een product, moet je die natuurlijk maken!!
Als de marginale kosten hoger zijn dan de marginale opbrengst, is dat niet chill! Je maakt op dat product dan verlies

Slide 8 - Tekstslide

Maximale winst
Snijpunt MO = MK

Bij deze q is de winst op zijn hoogst!

LEREN: MO = MK is maximale winst. 

Slide 9 - Tekstslide

MO en MK vergelijken. Product 4 niet meer maken. 

Waarom niet? Het 4e product kost €70 en levert maar €60 op. Er is nog winst, maar niet meer zo hoog. 
Dus maximale winst bij MO = MK

Slide 10 - Tekstslide

Break-even point
De hoeveelheid waar geen winst en geen verlies is. Belangrijk voor een bedrijf, want zoveel producten moet het dus minimaal verkopen om iig geen verlies te maken. 

Slide 11 - Tekstslide

Rekenvoorbeeld (Schrift)
Prijs van een broodje frikandel is €2,-

De kosten om deze te maken zijn:
Variabel: €0,25
Vast: €700
Hoeveel broodjes moeten er verkocht worden om break even te draaien?

Slide 12 - Tekstslide

2 t/m 10 van hfst 2, paragraaf 3

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video