Communicatie - week 4 (H2 en start H3)

Communicatie 

Lesweek 4

Nienke Grobbe

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Communicatie 

Lesweek 4

Nienke Grobbe

Slide 1 - Tekstslide

Les 1
Dinsdag 13.15 - 14.45

Slide 2 - Tekstslide

Lesinhoud

1. Terugblik vorige les
2. Theorie H2 deel 2
3. Zelfstandig werken

Slide 3 - Tekstslide

Jij bent altijd erg behulpzaam en helpt ook thuis altijd mee met taken die moeten gebeuren.

Dit is een voorbeeld van ..
A
Grondhouding
B
Beroepshouding
C

Slide 4 - Quizvraag

Bij de eerste dag op de PEP stage krijg je veel informatie over cliënten. Je vindt het grappig hoe een spastische cliënt eet en hebt hier stiekem een filmpje van gemaakt. Dit laat je 's-avonds zien op een feestje.

Aan welk beroepshoudingsaspect voldoe je nu niet?
A
Transparantie
B
Betrouwbaarheid en integriteit
C
Deskundigheid
D
Veiligheid

Slide 5 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden op wat 'bereidheid' betekent?

Slide 6 - Open vraag

Respect
Deskundigheid
Bereidheid
Betrouwbaarheid, integriteit
Transparantie
Zorgvuldigheid
Empathie
De cliënt kan zichzelf zijn en je behandelt de cliënt wel op dezelfde professionele, vriendelijke wijze als je zou doen met iemand met wie je het wel eens bent.
Je bent op de hoogte van de actuele kennis en nieuwe, recente inzichten. 
Je komt afspraken na, neemt initiatief, komt op tijd en denkt actief mee met de cliënt of de organisatie.
Je bent open en eerlijk en niet omkoopbaar. Een cliënt moet jou kunnen vertrouwen
Je bent duidelijk in wat je verwacht en bespreekt zaken waar je tegenaan loopt
Je hebt oprechte interesse in de cliënt en leeft je in in zijn/haar situatie
Je handelt binnen de wettelijke kaders 

Slide 7 - Sleepvraag

Beroepsmatig handelen
De beroepscode is een leidraad die richting geeft aan je professioneel handelen. Er staat in wat er van jou verwacht wordt ten opzichte van de cliënt, diens naasten, collega's en andere disciplines, en de maatschappij. 

Naast de beroepscode heb je nog beroepsethiek: dat is het geheel van waarden die samenhangen met je beroep of de uitoefening ervan. Als (persoonlijk) begeleider heb je vijf beroepsethische uitgangspunten (kernwaarden) van waaruit je moet handelen:
  1. respectvol voor de menselijke waardigheid en autonomie;
  2. betrokkenheid en de bereidheid om mensen bij te staan;
  3. sociale rechtvaardigheid en mensenrechten;
  4. deskundigheid en zorgvuldigheid;
  5. betrouwbaarheid en integriteit.





Slide 8 - Tekstslide

Wetgeving
De algemene uitgangspunten in de wetgeving rond zorg zijn de volgende:






  1. Het inzagerecht: het recht van de cliënt om het dossier dat van hem wordt bijgehouden in te zien, te kopiëren, aan te vullen of te verbeteren.
  2. Het recht op privacy: de cliënt heeft er recht op dat door zorg- en hulpverleners zorgvuldig wordt omgegaan met wat vertrouwelijk is. Hij heeft ook recht op persoonlijke eigendommen en recht op vrij telefoneren en schrijven. Daarnaast is er de geheimhoudingsplicht van zorg- en hulpverleners.
  3. Het recht op informatie: de cliënt heeft er recht op informatie te krijgen over de wijze waarop een organisatie hem zorg wil bieden. Hij heeft er ook recht op geïnformeerd te worden over zijn rechten als cliënt.


Slide 9 - Tekstslide

Ethische dilemma's
Bij een ethisch dilemma sta je voor een keuze waarin je moet afwegen wat goed/fout en juist/onjuist is.

Vaak is er geen perfecte oplossing voor een probleem en moet je afwegen wat de beste oplossing is.

Slide 10 - Tekstslide

Wat doe je als een cliënt zijn medicijnen niet meer wil slikken, omdat hij dood wil?

Slide 11 - Open vraag

Wat doe je als een cliënt niet behandeld wil worden en wegloopt van een gesloten afdeling in een ggz-organisatie?

Slide 12 - Open vraag

Wat doe je als een cliënt niet door je collega geholpen wil worden, omdat zij een hoofddoek draagt?

Slide 13 - Open vraag

Wat doe je als een cliënt met dementie al drie keer verdwaald is tijdens een fietstocht, maar dat fietsen zijn lust en zijn leven is?

Slide 14 - Open vraag

Ethische dilemma's
Een ethisch dilemma heeft de volgende kenmerken:

  • er spelen meerdere belangen;
  • deze belangen zijn meestal van verschillende mensen;
  • het gaat om kwesties die draaien om goed en kwaad, om wat moreel juist is en wat niet;
  • je moet voor jezelf afwegen wat het meest juist of het belangrijkst is;
  • je staat in een tweestrijd: welke keuze je ook maakt, er kleven altijd bezwaren aan.




Slide 15 - Tekstslide

Bespreken van een ethisch dilemma
Stap 1: verkennen
Bij deze stap moet je een duidelijk idee krijgen van het ethisch dilemma en welke partijen erbij betrokken zijn

Stap 2: onderzoeken
Deze stap moet de achterliggende gedachten en redenen duidelijk maken

Stap 3: afwegen
Bij deze tap bekijk je welke waarden en belangen er op het spel staan

Stap 4: besluiten
Op basis van bovenstaande besluiten en toetsen of de beslissing moreel juist is

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht ethisch dilemma
Opdracht Ethisch dilemma Sam

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!

Digitale leeromgeving
- Licentie Communicatie & Ondersteunen, module 1, hoofdstuk 2
- Opdracht niveau 4: alle opdrachten afmaken



Slide 18 - Tekstslide

Les 2
Vrijdag 8.30 - 9.30

Slide 19 - Tekstslide

Communicatie - Hoofdstuk 3 (deel 1)

1. Terugblik vorige les
2. Theorie H3 deel 1
3. Zelfstandig werken

Slide 20 - Tekstslide

Bij een ethisch dilemma is er geen perfecte oplossing die bij alle normen en waarden aansluit
A
Juist
B
Onjuist
C

Slide 21 - Quizvraag

Welke stappen zitten er in het bespreken van een ethisch dilemma?

Slide 22 - Open vraag

Wet recht op inzage
Wet recht op privacy
Wet recht op informatie
Een cliënt mag zijn eigen dossier altijd lezen
Een cliënt moet genoeg informatie krijgen over hoe hij behandeld kan worden
Een cliënt mag er vanuit gaan dat er zorgvuldig omgegaan wordt met zijn gegevens door zorgverleners

Slide 23 - Sleepvraag

Wat weet jij over diversiteit?

Slide 24 - Open vraag

Welke zichtbare verschillen kunnen er bestaan tussen mensen?

Slide 25 - Open vraag

Welke niet/minder zichtbare verschillen kunnen er bestaan tussen mensen?

Slide 26 - Open vraag

Diversiteit
= grote verscheidenheid

Duidelijk zichtbare kenmerken: geslacht, leeftijd en huidskleur

Minder zichtbare kenmerken: afkomst, cultuur, geloof, inkomen, opleidingsniveau, taalgebruik, gewoonten, fysieke conditie en seksuele oriëntatie


Verschillen kunnen leiden tot miscommunicatie --> miscommunicatie kan leiden tot fouten in de begeleiding


Slide 27 - Tekstslide

Culturele diversiteit
Meer dan 200 nationaliteiten in Nederland

Diversiteit aan culturen, omgangsvormen, normen, waarden en behoeften. 

Cultuur = het geheel aan gewoonten en (gedrags)regels dat bij een bevolkingsgroep hoort

Cultuurverschillen kunnen groot (Oosterse cultuur/Westerse cultuur) of klein (verschil platteland en stad) zijn




Slide 28 - Tekstslide

Hoe zit de stereotype Nederlandse cultuur eruit?

Slide 29 - Woordweb

Culturele verschillen
In je begeleiding van cliënten en in je relatie met collega's houd je rekening met culturele verschillen op de volgende gebieden:

  • macht of gelijkheid;
  • man-vrouwrelaties;
  • individu of groep;
  • eer en schande;
  • manier van communiceren;
  • rituelen rond geboorte, ziekte en sterven;
  • verschillen in gebruiken.






Slide 30 - Tekstslide

Noem één van de vijf godsdiensten en een belangrijk gebruik binnen die godsdienst

Slide 31 - Woordweb

Diversiteit in levensbeschouwing
Levensbeschouwing is de visie van een mens op het leven, over de betekenis en waarde van het leven en hoe het leven geleefd moet worden.

Religieuze levensbeschouwing: hierin staat een god of goden centraal
Seculiere levensbeschouwing: bestaan van god of goden wordt buiten beschouwing gelaten

In de wereld komen vijf grote godsdiensten voor:
  • christendom;
  • jodendom;
  • islam;
  • hindoeïsme;
  • boeddhisme.


Slide 32 - Tekstslide

Waar houdt je rekening mee als het gaat om interculturele communicatie?

Slide 33 - Open vraag

Aan de slag!

Digitale leeromgeving
- Licentie Communicatie & Ondersteunen, module 1, hoofdstuk 3
- Opdracht niveau 4: opdracht 1 t/m 5 + 7


Slide 34 - Tekstslide