Recap 35 & 36 grammar

Today's lesson goal:
Recap: vragende voornaamwoorden

You know 'betrekkelijke voornaamwoorden" and when to use them
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
interrogativeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Today's lesson goal:
Recap: vragende voornaamwoorden

You know 'betrekkelijke voornaamwoorden" and when to use them

Slide 1 - Tekstslide

timer
1:00
What do you remember of the 'vragende' (interrogative) pronouns?

Slide 2 - Woordweb

timer
2:00
why
who
how
where
What

Slide 3 - Sleepvraag

Recap: Vragende voornaamwoorden

Who = Personen
Whose= van wie (bezit)
Whom = (na voorzetsel) 
Starten met 'who' in zin en voorzetsel achteraan kan ook




1.
Whose computer is this?
2. With whom did you game?
3. Who did you game with?

Slide 4 - Tekstslide

Which is correct?
timer
0:30
A
From whom are these laptops
B
Whose laptops are these?
C
Of who are these laptops?
D
Whom laptops are these?

Slide 5 - Quizvraag

.....................foreign languages do you speak?
timer
0:30
A
What
B
Where
C
Which
D
Whose

Slide 6 - Quizvraag

Translate into English: Welke zoekmachines ken je?
timer
1:00

Slide 7 - Open vraag

Unit 36 betrekkelijke voornw. (relative pronouns)
  • personen: who
  • van wie/wiens: whose
  • na voorzetsel: whom
  • dingen en dieren: which
  • weglaten
  • that: na - thing  / overtreffende trap

Slaat terug op voorafgaand  zelfstandig naamwoord: 

The student who plays  Minecraft.

The school that was visited by many people. 

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruik je which en that in Engelse zinnen?
timer
0:30
A
Bij personen
B
Bij bezit , dus van wie iets is
C
Voor dingen en dieren
D
Bij -thing woord

Slide 9 - Quizvraag

The friend from ......... he borrowed money is angry.
timer
0:30
A
who
B
whom
C
that
D
which

Slide 10 - Quizvraag

timer
1:00
What did you learn about "betrekkelijke" voornaamwoorden?

Slide 11 - Woordweb