2hva 6-1-2025 - GR H2 ZD - naamwoordelijk gezegde

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
  • laptop (dicht)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
  • laptop (dicht)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen

  • Uitleg  GR H2 (blz. 58): naamwoordelijk gezegde 
  • Huiswerk maken

Slide 2 - Tekstslide





Je kunt
  • het (werkwoordelijk en naamwoordelijk deel van het) naamwoordelijk gezegde in een zin vinden. 
Doel

Slide 3 - Tekstslide

Voor de vakantie:  hulpwerkwoord en koppelwerkwoord.

  • Een zelfstandig werkwoord vertelt wat de handeling in de zin is. (Geeft aan wat het onderwerp doet of overkomt)
  • Een hulpwerkwoord 'helpt' het gezegde maken.
  • Een koppelwerkwoord koppelt het onderwerp van de zin aan een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord.


Slide 4 - Tekstslide

Welke werkwoorden kunnen koppelwerkwoorden zijn?

Slide 5 - Woordweb

zijn                             Hij is chauffeur.
worden                      Mijn broer wordt leraar.
blijven                       Wij blijven gezond.
blijken                       Onze nieuwe collega blijkt heel aardig.
lijken                         Zij lijken boos
schijnen                    Hij schijnt aardig.


Let op: deze werkwoorden zijn niet altijd koppelwerkwoorden!

Slide 6 - Tekstslide

De werkwoorden zijn dus niet altijd een koppelwerkwoord. Om zeker te weten of je met een koppelwerkwoord te maken hebt, kun je twee vragen stellen:

1. Is het hoofdwerkwoord in de zin een koppelwerkwoord en kun je
  het vervangen door minstens één ander koppelwerkwoord?

> is = het enige werkwoord (dus hoofdwerkwoord)
> is = een vorm van zijn
   
> Jan is acteur                                              Jan lijkt acteur
    kww: is kan vervangen worden door een ander kww (lijkt)
             
 


Slide 7 - Tekstslide

2. Koppelt het koppelwerkwoord in de zin een zelfstandig
    naamwoord of bijvoeglijk naamwoord aan het
    onderwerp?


    Jan is acteur   > zelfstandig naamwoord acteur wordt
                                gekoppeld aan onderwerp Jan

Dus: is = kww
 


Slide 8 - Tekstslide

  • lastig gevalletje: schijnen

  • De zon schijnt fel.   
      > hier heeft schijnen de betekenis van 'stralen'/
        'licht afgeven' > dus het is een zww
  • De jongen schijnt onrustig.  
      >  schijnen heeft hier de betekenis van 
         'het lijkt erop dat' > dus nu wordt bn (onrustig) 
        gekoppeld aan de jongen > dus kww.

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg H2 GR ZD (blz. 58): 
Naamwoordelijk gezegde
De hond staat op zijn achterpoten.
  • de hond doet iets

De hond is blij.
  • de hond is iets

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde => zegt wat iemand of iets (het onderwerp) doet. 
Naamwoordelijk gezegde => zegt wat iemand of iets (het onderwerp) is of wordt.

Slide 11 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde (ng) bestaat uit:
- werkwoordelijk deel
- naamwoordelijk deel







Het kww koppelt de eigenschap aan het onderwerp.
Werkwoordelijk deel
Naamwoordelijk deel
- alle werkwoorden uit de zin.
- Eén werkwoord (ww) = koppelwerkwoord (kww)
(zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen).
- bijvoeglijk / zelfstandig naamwoord met een eigenschap van het onderwerp.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe vind je het ng 
  1. Stel vast of er een kww in de zin staat.
  2. Stel vast of het onderwerp iets doet, is of wordt.
  3. Het onderwerp doet iets => wg
     Het onderwerp is of wordt iets => ng
     Stel de vraag: wat + pv + ow + overige ww? Antwoord =         naamwoordelijk deel (van het ng)
 4. Noteer het ng: pv + [nw.deel] + overige ww.


Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Ik zou het liefst naar huis willen fietsen.
wwg = zou willen fietsen 
Naamwoordelijk gezegde

De juf schijnt leuk te zijn.
koppelwerkwoord = schijnt
werkwoordelijk deel = schijnt te zijn
naamwoordelijk deel = leuk
naamwoordelijk gezegde = schijnt [leuk] te zijn

Slide 14 - Tekstslide

Let op!
In zinnen met een ng staat nooit een lijdend voorwerp (lv).

Slide 15 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Havo: GR H2 (v.a. blz. 60): opdrachten 1 t/m 5

Vwo: GR H2 (online): opdrachten 1 t/m 4
(vwo heeft de antwoorden al online)

Slide 16 - Tekstslide

Wat:
GR ZD H2, v.a. blz. 58: maak opdrachten 1  af.


Hoe:
Je mag samenwerken met je buurman/buurvrouw. (Niet met de klasgenoten voor of achter je!)

Klaar?
Pak je boek en ga nog even lezen







Hulp nodig?
Kijk naar het stoplicht

rood: stil! 
Vraag het de docent als
je het echt niet meer weet.
geel: fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je
groen:  fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je of vraag het
de docent  


Aan het werk!
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Wat:
Havo: GR H1, v.a. blz. 60: maak opdrachten 1 t/m 5
Vwo: GR H2 werkwoordstijden: maak de opdrachten 1 t/m 4 die online staan. 

Hoe:
Je mag samenwerken met je buurman/buurvrouw. (Niet met de klasgenoten voor of achter je!)

Klaar?
Pak je boek en ga nog even lezen.







Hulp nodig?
Kijk naar het stoplicht

rood: stil! 
Vraag het de docent als
je het echt niet meer weet.
geel: fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je
groen:  fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je of vraag het
de docent  


Aan het werk!
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide





Je kunt
het (werkwoordelijk en naamwoordelijk deel van het) naamwoordelijk gezegde in een zin vinden. 
Doel

Slide 19 - Tekstslide

Volgende les

Maken:

GR ZD H2 (v.a. blz. 58): opdrachten 1 t/m 3

Slide 20 - Tekstslide

Lezen
  • veel plezier met het lezen in je leesboek 
timer
22:00

Slide 21 - Tekstslide