Werkwoordspelling (3 mavo)
1 / 24
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
We hebben bij dat reisbureau informatie gekregen.
hebben is......
hebben is......
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
Slide 2 - Quizvraag
Damian heeft kaartjes voor de film gereserveerd.
gereserveerd is een:
gereserveerd is een:
A
Persoonsvorm
B
Infinitief
C
Voltooid deelwoord
Slide 3 - Quizvraag
Ik ga vandaag zwemmen.
Zwemmen is een..
Zwemmen is een..
A
Persoonsvorm
B
Infinitief
C
Voltooid deelwoord
Slide 4 - Quizvraag
Welke vorm?
BLIJF jij bij mij eten?
BLIJF jij bij mij eten?
A
stam
B
stam + t
C
voltooid deelwoord
D
infinitief
Slide 5 - Quizvraag
Welke vorm?
Jij VINDT popmuziek mooi.
Jij VINDT popmuziek mooi.
A
stam
B
stam + t
C
voltooid deelwoord
D
infinitief
Slide 6 - Quizvraag
Welke vorm?
Ik heb mijn aantekeningen veel GEBRUIKT.
Ik heb mijn aantekeningen veel GEBRUIKT.
A
stam
B
stam + t
C
voltooid deelwoord
D
infinitief
Slide 7 - Quizvraag
Welke vorm?
Dit GEBEURT niet vaak.
Dit GEBEURT niet vaak.
A
stam
B
stam + t
C
voltooid deelwoord
D
infinitief
Slide 8 - Quizvraag
Ik .... van spruitjes.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 9 - Quizvraag
Hij ... niet van spruitjes
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden
Slide 10 - Quizvraag
weigeren (tt)
De hond ... te gehoorzamen.
De hond ... te gehoorzamen.
Slide 11 - Open vraag
kleden (vt)
Waarom … je broer zich zo langzaam aan?
Waarom … je broer zich zo langzaam aan?
Slide 12 - Open vraag
verrassen (tt)
Het kind ... moeder met een bos bloemen.
Het kind ... moeder met een bos bloemen.
Slide 13 - Open vraag
verrassen (vt)
Het kind ... moeder met een bos bloemen.
Het kind ... moeder met een bos bloemen.
Slide 14 - Open vraag
raden (tt)
Volgens mij … niemand het antwoord.
Volgens mij … niemand het antwoord.
Slide 15 - Open vraag
verhuizen (tt)
Volgend jaar … dit bedrijf naar een nieuw pand.
Volgend jaar … dit bedrijf naar een nieuw pand.
Slide 16 - Open vraag
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren gebeurt.
B
Het is gisteren gebeurd.
Slide 17 - Quizvraag
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het gebeurt in een oogopslag.
B
Het gebeurd in een oogopslag.
Slide 18 - Quizvraag
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Gisteren haastten mijn ouders zich naar de bus.
B
Gisteren haasten mijn ouders zich naar de bus.
Slide 19 - Quizvraag
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij heeft zich bij mij gemeld.
B
Hij heeft zich bij mij gemeldt.
C
Hij heeft zich bij mij gemelt.
Slide 20 - Quizvraag
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Annie vluchte de wc in.
B
Annie vluchtte de wc in.
Slide 21 - Quizvraag
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij is verhuist naar Amsterdam.
B
Hij is verhuisd naar Amsterdam.
Slide 22 - Quizvraag
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Houdt je van pizza?
B
Houd je van pizza?
Slide 23 - Quizvraag
In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Je rijdt in een luxe wagen.
B
Je rijd in een luxe wagen.
