Arme mensen wonen in Nederland in grote steden en landelijke gebieden.
Hoogopgeleide mensen trekken naar de steden, voor goedbetaald werk en voorzieningen.
Voor de laagopgeleiden in de steden is er te weinig werk.
Minder en vaak eenvoudiger werk in de landelijke gebieden: landbouw, industrie, horeca.
Veel jongeren vertrekken uit de landelijke gebieden. Het percentage ouderen in deze gebieden wordt hoger: vergrijzing. Zij krijgen een ouderdomsuitkering en hebben gespaard. Daarom weinig armoede onder deze leeftijdsgroep.
Mensen die achterblijven in landelijke gebieden hebben een lage sociaal-economische status.
Kenmerken: lage opleiding, laag inkomen, werk met weinig aanzien, ongezonde leefstijl. De mensen worden er minder oud.