4.4 spelling samenstellingen en zelfstandig gebruikte bijv. naamwoorden

Je krijgt altijd een koppelteken bij samenstellingen.
A
Juist
B
Onjuist
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Je krijgt altijd een koppelteken bij samenstellingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 1 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken in de samenstelling?
A
dvd collectie
B
dvd-collectie

Slide 2 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken in de samenstelling?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 3 - Quizvraag

Maak van onderstaande woorden een juiste samenstelling.
Let op: sommige samenstellingen schrijf je met een koppelteken.

koffie apparaat
A
koffie apparaat
B
koffie-apparaat
C
koffieapparaat

Slide 4 - Quizvraag

Maak van onderstaande woorden een juiste samenstelling.
Let op: sommige samenstellingen schrijf je met een koppelteken.
politie uniform
A
politieuniform
B
politie-uniform
C
politie uniform

Slide 5 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van de zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden (met of zonder -n).

Onder de [gewonde|gewonden] bevond zich ook de burgemeester van het stadje.

A
gewonde
B
gewonden

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de onderstreepte zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden (met of zonder -n):

Die [zoete|zoeten] lust ik wel, maar die zoute drop vind ik niet lekker
A
zoete
B
zoeten

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden (met of zonder-n).

Waarom parkeren jullie je auto’s op plaatsen die gereserveerd zijn voor [gehandicapte|gehandicapten]?

A
gehandicapte
B
gehandicapten

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de onderstreepte zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden (met of zonder -n):

Het journaal met gebarentolk is onder andere bedoeld voor [slechthorende| slechthorenden
A
slechthorende
B
slechthorenden

Slide 9 - Quizvraag

Daar komen de wielrenners sommige/sommigen zien er uitgeput uit.
A
sommige
B
sommigen

Slide 10 - Quizvraag