LESFORMAT CAPA - LET OP: KOPIËREN MAAR NIET BEWERKEN!!!

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...
  • weet ik hoe ik de persoonsvorm kan vinden.
  • weet ik hoe ik het onderwerp kan vinden.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...
  • weet ik hoe ik de persoonsvorm kan vinden.
  • weet ik hoe ik het onderwerp kan vinden.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
de persoonsvorm

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Instructie persoonsvorm

In elke zin staan werkwoorden.

Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt.

Eén van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).


De persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de persoonsvorm?

Je kunt de persoonsvorm op 3 manieren vinden:


  1. Je maakt een vraag van de zin. Het woord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.
  2. Je zet de zin in een andere tijd. Het woord dat verandert, is de persoonsvorm.
  3. Je zet de zin in het enkelvoud/meervoud. Het woord dat verandert, is de persoonsvorm.

Ik ga vandaag naar school.

» Ga ik vandaag naar school?
Ik ga vandaag naar school.

» Ik ging vandaag naar school.
Ik ga vandaag naar school.

» Wij gaan vandaag naar school.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie persoonsvorm
Zijn vrienden verrassen hem met een feest voor zijn verjaardag.

  1. Wat is het onderwerp? 
  2. Wat is de persoonsvorm?
Wie doet het?
Wat doet diegene?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie persoonsvorm

De persoonsvorm is een werkwoord die zich

aanpast aan het onderwerp.

Verandert het onderwerp, dan verandert de persoonsvorm mee.



Ik loop

Jij loopt

Wij lopen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De meester van groep 8 regelt de eindmusical.
A
De meester
B
De meester van groep 8
C
regelt
D
de eindmusical

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar heb jij die leuke tas gekocht?
LET OP!
De persoonsvorm moet een werkwoord zijn.
A
Waar
B
heb
C
jij
D
gekocht

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Loop jij even met mij mee?
A
Loop
B
jij
C
even
D
mee

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bakker bakt zijn broden bruin.
A
De bakker
B
bakt
C
broden
D
bruin

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Instructie onderwerp

Nu je de persoonsvorm weet te vinden, kun je op zoek naar het onderwerp.


Het onderwerp (o) van een zin hoort bij de persoonsvorm.

Een zin vertelt wat er met het onderwerp aan de hand is, wat het onderwerp overkomt of doet. 

LET OP!
Een onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie onderwerp
Hoe vind je het onderwerp?

1. Zoek de persoonsvorm (pv).
2. Zoek het onderwerp (o):

» Zet 'wie' of 'wat' voor de persoonsvorm en je weet wat het onderwerp is. 

Ik ga vandaag naar school.

» Wie/wat gaat?

» Ik

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Loop jij even met mij mee?
A
Loop
B
jij
C
even
D
mee

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar heb jij die leuke tas gekocht?
A
Waar
B
heb
C
jij
D
gekocht

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bakker bakt zijn broden bruin.
A
De bakker
B
bakt
C
broden
D
bruin

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meester van groep 8 regelt de eindmusical.
A
De meester
B
De meester van groep 8
C
regelt
D
de eindmusical

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!

Maak de opdracht op je stencil. 


  1. Lees de tekst en markeer steeds het onderwerp van de zin.
  2. Schrijf daarna de juiste persoonsvorm op.

Als je klaar bent, neem je de aantekeningen van het bord over in je map.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klik op de spinner
Formatief evalueren

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Safiwan heeft last van hooikoorts
A
Safiwan
B
heeft
C
heeft last
D
hooikoorts

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in deze zin?

Damian heeft hard gewerkt.
A
Damian
B
heeft
C
hard
D
gewerkt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Yash kon gisteren niet naar school.
A
Yash
B
kon
C
gisteren
D
niet naar school

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Merve zat veel te kletsen
A
Merve
B
kletsen
C
zat
D
zat te kletsen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in deze zin?

Emre heeft veel gelezen gisteren.
A
Emre
B
heeft
C
heeft gelezen
D
gisteren

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in deze zin?

Aranshi en Huruy zitten achterin de klas.
A
Aranshi
B
Huruy
C
zitten
D
Aranshi en Huruy

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Stifano krijgt later nog tabbladen.
A
Stifano
B
tabbladen
C
krijgt
D
later

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Jawad had laatst een blessure.
A
Jawad
B
blessure
C
laatst
D
had

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in deze zin?

Aslihan en Nazan zijn allebei Turks.
A
Beyza
B
Aslihan en Nazan
C
Arda
D
Aslihan

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in deze zin?

Yusuf heeft thee gehaald voor de juf.
A
De juf
B
heeft
C
thee
D
Yusuf

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...
  • weet ik hoe ik de persoonsvorm kan vinden.
  • weet ik hoe ik het onderwerp kan vinden.

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Even oefenen in Numo
Ga aan de slag met de taak 'Persoonsvorm' in Numo.

Lees  de uitleg goed!

Als je klaar bent, werk je aan je andere
taken of in je persoonlijk leerplan.
timer
15:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen in Numo
Ga aan de slag met de taak 'Onderwerp' in Numo.

Lees goed de uitleg!

Als je klaar bent, werk je aan je andere
taken of in je persoonlijk leerplan.
timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies