1. De toets wordt door de leerlingen gemaakt.
- Hier is 'de toets' het onderwerp. Hier gebeurt iets mee. Er is niemand actief in deze in
- In deze zin staat geen lijdend voorwerp, want het onderwerp is al lijdend.
- In lijdende zin wordt er iets met het onderwerp gedaan: heel passief
- Altijd een vorm van 'worden' als hulpwerkwoord.
2. De leerlingen maken de toets.
- Hier is 'De leerlingen' het onderwerp, zij zijn actief.
- In deze zin is er wel een lijdend voorwerp: de toets (wie/wat maken de leerlingen)
- In bedrijvende zin, doet het onderwerp iets.
- Dit is dus een actieve zin.