4.1 Hoe maak jij dat?

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas uit op de gang & mobiel in de telefoontas bij het juiste           
             nummer.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 98 en open je schrift voor een opdracht.




1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas uit op de gang & mobiel in de telefoontas bij het juiste           
             nummer.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 98 en open je schrift voor een opdracht.




Slide 1 - Tekstslide

Dit gaan we doen deze les
  1. Herhalen vorige les
  2. Uitleg par. 4.1 - deel 1
  3. Zelfstandig werken
  4. Herhalend deze les

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen vorige les
  1. Wat marketing is.
  2. Wat het verschil is tussen een abstracte en concrete markt.
  3. Wat aanbod op de markt is en wie voor het aanbod zorgt.
  4. Wat vraag op de markt is en wie voor de vraag zorgt.


Slide 3 - Tekstslide

In deze les leer je

  1. Wat produceren is.
  2. Hoe bedrijven in de bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde waarde.
  3. Wat productiekosten zijn.
  4. Berekeningen te maken met de kostprijs per product.
  5. Welke productiesectoren er zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Van grondstof naar
product
Produceren is het maken van goederen en het leveren van diensten.

De productie van goederen gebeurt stap voor stap, in fasen.
-De eerste fase is de productie van grondstoffen. Die komen uit de natuur.
-In de volgende productiefasen wordt de grondstof bewerkt tot eindproduct.

Alle productiefasen vormen samen de productieketen.

Stap 1: Maak opgave 1 t/m 4 blz. 98
Stap 2: Maak opgave 1 op blz.120

timer
4:00

Slide 5 - Tekstslide

Steeds iets meer 
waard
Alle bedrijven die meewerken aan een product, vind je terug in de bedrijfskolom.
  • Het eerste bedrijf in de bedrijfskolom haalt grondstoffen uit de natuur.
  • De volgende bedrijven maken daar iets van.
  • Het laatste bedrijf levert het product aan de consument.

Door het werk van ieder bedrijf wordt het product steeds 
een beetje meer waard. Dat noem je toegevoegde waarde.




Stap 1: Maak opgave 5 t/m 8 blz. 99
Stap 2: Maak opgave 1 t/m 4 op blz.120

timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Produceren kost geld
Alle kosten die een bedrijf maakt om te kunnen produceren zijn de productiekosten van dat bedrijf.

Bijvoorbeeld: grondstoffen, kosten voor het bedrijfspand, personeel en energie.

Stap 1: Maak opgave 9 t/m 11 blz. 99-100
Stap 2: Maak opgave 1 t/m 5 op blz.120

timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

Herhalen deze les

  1. Wat is produceren?
  2. Hoe zorgenbedrijven in de bedrijfskolom voor toegevoegde waarde?
  3. Wat zijn productiekosten?
  4. Hoe bereken je de kostprijs per product?
  5. Welke productiesectoren zijn er?

Slide 9 - Tekstslide

Welkom, wat fijn dat jullie er zijn!

Bij binnenkomst
Stap 1: Jas uit op de gang & mobiel in de telefoontas bij het juiste           
             nummer.
Stap 2: Eten/drinken weg & kauwgom/lolly uit.
Stap 3: Open je boek op blz. 100 en open je schrift voor een opdracht.




Slide 10 - Tekstslide

Dit gaan we doen deze les
  1. Herhalen vorige les
  2. Uitleg par. 4.1 deel 2
  3. Zelfstandig werken
  4. Herhalen deze les

Slide 11 - Tekstslide

In deze les leer je

  1. Wat produceren is.
  2. Hoe bedrijven in de bedrijfskolom zorgen voor toegevoegde waarde.
  3. Wat productiekosten zijn.
  4. Berekeningen te maken met de kostprijs per product.
  5. Welke productiesectoren er zijn.

Slide 12 - Tekstslide

De kosten voor één
product
Kostprijs per product = alle productiekosten ÷ aantal producten

Voorbeeld
Yara heeft 6 stoelen gemaakt. De productiekosten waren € 450.

De kostprijs per stoel is:
€450 ÷ 6 = € 75

Stap 1: Maak opgave 12 t/m 14 blz. 100-101
Stap 2: Maak opgave 1 t/m 6 op blz.120

timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Soorten bedrijven
Bedrijven kun je in verschillende groepen verdelen. Dit heet een productiesector:
  • Agrarische bedrijven: produceren grondstoffen met behulp van de natuur (tuinbouwbedrijf).
  • Industriële bedrijven: gebruiken grondstoffen en materialen voor het   produceren van goederen (scooterfabriek)
  • Dienstverlenende bedrijven: leveren diensten (bijv. een winkel).

Stap 1: Maak opgave 15 t/m 17 blz. 101
Stap 2: Maak opgave 1 t/m 7 op blz.120

timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Herhalen deze les

  1. Wat is produceren?
  2. Hoe zorgenbedrijven in de bedrijfskolom voor toegevoegde waarde?
  3. Wat zijn productiekosten?
  4. Hoe bereken je de kostprijs per product?
  5. Welke productiesectoren zijn er?

Slide 15 - Tekstslide