Thema 1 H2 Opdracht 1 t/m 6

Vak: Taalvaardigheid
Hoofdstuk: 2 grammatica   
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Taalvaardigheid
Hoofdstuk: 2 grammatica   
1.
Lesopening
2.
Lesdoel
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van taalvaardigheid op tafel. Laat deze nog even dicht op tafel liggen.



Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je wat interpunctie is
- weet je wanneer je welke interpunctie gebruikt
- weet je wanneer je een hoofdletter schrijft



Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie.
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 3 op blz. 36 t/m 41.
Angelo, Daan

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Lars

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Jules, Philip

Slide 4 - Tekstslide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
dansstudio crazy moves
B
Dansstudio Crazy Moves
C
dansstudio Crazy Moves
D
dansstudio Crazy moves

Slide 7 - Quizvraag

Typ onderstaande zin over en zet hoofdletters en interpunctie waar nodig.
sinds zondag is michel mulder de snelste op schaatsen

Slide 8 - Open vraag

Typ onderstaande zin over en zet hoofdletters en interpunctie waar nodig.
In september reed mulder ook al heel hard op het wk-skeeleren in italië waar hij won

Slide 9 - Open vraag

Wie maakt wat
Had je alle vragen goed, dan mag je zelfstandig aan het werk. Je maakt opdracht 1 t/m 6 op blz. 21 t/m 27.

De rest doet mee met de instructie

Slide 10 - Tekstslide

PUNT
- Einde van de zin
- Afkortingen
s.v.p. - jl. - d.m.v. - m.b.v. 



ZONDER PUNT
- initiaalwoorden (NS, pc)
- letterwoorden (pin)
- maten en gewichten (cm, m, dm)
UITROEPTEKEN
- Bevel of uitroep



VRAAGTEKEN
- einde van een vraag
Wie is er afwezig?
- Behalve in de indirecte rede
De docent vroeg wie er afwezig was in de les. 

Slide 11 - Tekstslide

HOOFDLETTERS

Waarom?


1) Hoofdletters maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


2) De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 12 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Uitzondering: Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Sophie Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend van de regel, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdletter bij aardrijkskundige namen
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Brussel
  • Amerika
  • Gerhagenstraat
  • de Himalaya

Slide 17 - Tekstslide

Hoofdletter bij woorden die van namen zijn afgeleid
Bij woorden die van namen (van landen) zijn afgeleid  gebruik je een hoofdletter.
  • Amerikaanse president
  • Engelse stad
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdletter bij historische gebeurtenissen en feestdagen
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Tweede Wereldoorlog
  • Vaderdag
  • Kerstmis
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter: vaderdagontbijt

Slide 19 - Tekstslide

Geen hoofdletter
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.

Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee
  • Zuid-Amerika

Slide 20 - Tekstslide

Geen hoofdletter
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 21 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lars, Daan jullie gaat zelfstandig opdracht 1 t/m 6 op blz. 21 t/m 27 maken.

Wie heeft nog extra instructie nodig (intensief)? Jules, Philip of had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 1 en 2.

Slide 22 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 1 t/m 6 op blz. 21 t/m 27 maken.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdracht na.
Daarna ga je naar studiemeter: thema 1, spelling & grammatica, hoofdletters/leestekens.  
Helemaal klaar? Dan ga je in stilte lezen
timer
1:00

Slide 23 - Tekstslide

7. Evaluatie 
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- weet je wat interpunctie is?
- weet je wanneer je welke interpunctie gebruikt?
- weet je wanneer je een hoofdletter schrijft?
                       

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk: 
Woensdag 28 februari
H2 opdracht 1 t/m 6


Toetsen: 
Geen



Slide 25 - Tekstslide