Les 8: Toezien van medicijngebruik d.m.v een gesprek voeren

Les 8: Toezien van medicijngebruik
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 8: Toezien van medicijngebruik

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Lesdoelen: Aan het einde van deze les

-Kan de leerling uitleg geven over medicijngebruik
-Weet de leerling welke soorten medicijnen er zijn
-Weet de leerling hoe je tijdens een gesprek met een client de juiste informatie weet te achterhalen (open/ gesloten vragen)

Slide 2 - Tekstslide

Werkveld: de thuiszorg
Een belangrijke taak in de thuiszorg is het verzorgen van de medicatie. (medicijnen)  Het is belangrijk dat medicijnen op de juiste tijden en op de juiste manier worden ingenomen.

Als thuiszorgmedewerker is het belangijk om wat over medicijnen en het gebruik ervan te weten zodat je clienten kunt helpen en controleren bij hun medicijn gebruik.

Slide 3 - Tekstslide

Soorten medicijnen
Je hebt 2 soorten medicijnen:

1: Medicijnen op doktersrecept
2: Vrij verkrijgbare medicijnen 

Slide 4 - Tekstslide

Medicijnen op doktersrecept
Dit zijn geneesmiddelen die je alleen bij de apotheek kunt krijgen, als ze door de dokter worden voorgeschreven. 

Vaak is een recept alleen voor een bepaalde periode geldig. Het kan zijn dat de dokter een herhalingsrecept uitschrijft. (bv bij: Eczeem, asma of diabetes. 

Slide 5 - Tekstslide

Vrij verkrijgbare medicijnen
Dit zijn medicijnen die je kunt kopen bij de apotheek zonder dat je daarvoor een recept nodig hebt. Voor de klachten waarvoor je niet naar de huisarts hoeft kun je bij de apotheek, supermarkt of drogist (kruidvat, trekpleister) zelf medicijnen kopen. 

Bijvoorbeeld: Medicijnen die helpen tegen hoofdpijn, koorts of diarree.

Slide 6 - Tekstslide

Toedieningsvormen: 
Hoe krijg jij of de client het medicijn in het lichaam.

Slide 7 - Tekstslide

Oraal
Via de mond: 

Dit zijn medicijnen in de vorm van:
-Tablet
-Dragee
-Capsule
-Drankje
-Poeder

Slide 8 - Tekstslide

Door middel van injectie:
-in de huid (intraveneus)
-onder de huid injectie (subcutaan)
-injectie in een spier (intramusculair)


Slide 9 - Tekstslide

Via de longen
Dat gebeurt door middel van inhalatie (met een inhalator of 'puffertje')

Slide 10 - Tekstslide

Via de huid
Bijvoorbeeld: Pleister of zalf

Slide 11 - Tekstslide

Via de anus (rectaal)
Bijvoorbeeld: Zetpil of klysma

Slide 12 - Tekstslide

Hoe kun je een gesprek voeren met een client? 
Er zijn een aantal zaken waar je rekening mee moet houden  tijdens een gesprek (algemeen) 
1) Behoeft aanvoelen (wil iemand praten? Soms dit merk je aan de houding, persoon kijkt je niet aan of geeft slechts korte antwoorden. Heb hier respect voor, laat de persoon met rust. Er zijn ook mensen die niet ophouden met kletsen, ook dit zul je moeten respecteren. Blijf altijd vriendelijk, geef aan dat je naar de volgende client moet en dat deze op je wacht en sluit het gesprek correct af.
2) Regels voor gesprekken: kijk de client aan/ let op de reactie, houding/ Luister naar de persoon en laat hem uitpraten/ check of de persoon WIL praten/ praat beschaafd Nederlands/ Toon oprecht belangstelling/ Sluit een gesprek altijd netjes af. Loop nooit zomaar weg.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe kun je een gesprek voeren met een client ?
3) Open en gesloten vragen
In een gesprek stel je vragen om iets te weten te komen. Maar er zijn verschillende manier om de informatie te krijgen die je nodig hebt.
Bijvoorbeeld:
1. Ben je boos?
2. Hoe voel je je nu?
Bij vraag 1 kun je verwachten dat de ander  ja of nee antwoordt. Als je wilt waarom de ander boos is, sul je nog een vraag moeten stellen.
Bij vraag 2 laat je het antwoord helemaal OPEN en geef je de ander de kans te zeggen wat hij voelt. Je  krijgt mee informatie. De client blijkt niet boos te zijn maar verdrietig.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe kun je een gesprek voeren met een client?
3) Open en gesloten vragen

Gesloten vraag: heeft beperkte anwoordmogelijkheden.  
-Wil je nu boodschappen gaan doen? het antwoord is Ja of Nee
-Zullen we nu booschappen doen of morgen? het antwoord is nu of morgen

Open vraag: de client kan allerlei antwoorden geven. Je krijgt meer informatie (dan bij een gesloten vraag) Open vraag begint altijd met: Wie, Wat, Waarom, Waar en Hoe?
-Waarom wil je nu geen booschappen gaan doen?
-Hoe vond je de film?

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 12.1  Help meneer Cohen met zijn medicijnen
Meneer Cohen slikt verschillende medicijnen vanwege de beroerte (CVA) die hij 4 maanden geleden heeft gekregen. Vandaag komt daar nog een medicijn bij.

Meneer Cohen heeft de bijsluiter (wat is dat?) van het nieuwe medicijn in zijn hand en kijkt er een tijdje naar.  Leest meneer Cohen wel? dit is jou niet helemaal duidelijk. 

Stel je vraagt: Meneer Cohen, weet U hoe U het medicijn moet innemen? En meneer knikt. 

Weet jij nu zeker of meneer Cohen het begrijpt hoe hij het medicijn moet gebruiken?
Hoe had je de vraag beter kunnen stellen?  MAAK opdracht 12.1 in de methode! (blok 2 toezien op medicijn gebruik)

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 12.2  Help meneer Cohen met zijn medicijnen
Meneer Cohen is soms vergeetachtig. Bij de thuiszorgwinkels zijn verschillende hulpmiddelen te huur of te koop, die kunnen helpen bij het op tijd innemen van medicijnen.

Je gaat je verdiepen in hulpmiddelen, misschien is er een oplossing voor meneer Cohen?

Maak de opdracht in Classroom! 
Succes!

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg geven over medicijnen
Mira van zestien jaar heeft het vaak benauwd. Ze moet dan hoesten en kan niet meer goed ademen. Dokter Kaloe geeft haar een recept voor een luchtwegverwijdend middel. Dit medicijn moet Mira met behulp van een inhalator (ook wel 'puffertje' genoemd) innemen. Door het medicijn te inhaleren (inademen) zal de benauwdheid al snel afnemen.

Slide 18 - Tekstslide

Op de bijsluiter staat het volgende:
In de bijsluiter van het middel staat het volgende.
Hoe gebruikt u dit middel?
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar
-Bij een aanval 1-2 inhalaties gebruiken.
-Om klachten te voorkomen die worden veroorzaakt door lichaamsbeweging of andere uitlokkende factoren 2 inhalaties 10-15 minuten van tevoren gebruiken.
-Maximale dosering 8 inhalaties per dag.

                         We maken samen opdracht 14: (met patienten blok 6!!) 

Slide 19 - Tekstslide

We zijn bijna klaar.... wat heb jij onthouden?

Slide 20 - Tekstslide

Tot de volgende keer, o ja.... laat je je werkplek netjes achter.... dankjewel!

Slide 21 - Tekstslide