Nederlands herhaling Lezen & Luisteren

Nederlands herhaling Lezen & Luisteren
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederlands herhaling Lezen & Luisteren

Slide 1 - Tekstslide

VANDAAG 23-05

  • Herhaling lezen & luisteren
  • Oefenexamen lezen & luisteren
  • Tijd over? Werken aan presentatie examen 

Slide 2 - Tekstslide

Examen
LEZEN & LUISTEREN
Woensdag 29 mei

Sonny: wel les, geen stage
De rest: géén les, wel stage

Slide 3 - Tekstslide

Welke tekstsoorten weet je nog?

Slide 4 - Open vraag

Tekstsoorten
Er zijn verschillende tekstsoorten.
  • Informatieve teksten
  • Betogende teksten
  • Instructieve teksten

Slide 5 - Tekstslide

Informatieve teksten
De schrijver geeft door de tekst informatie over een onderwerp. Informatie geven betekent dat de schrijver er meer over vertelt. De tekst is neutraal. 

Slide 6 - Tekstslide

Betogende teksten
De schrijver geeft zijn mening over een bepaald onderwerp. Dat betekent dat de schrijver vertelt wat hij/zij ergens van vindt. Bijvoorbeeld of hij vindt dat mensen zich wel of niet moeten laten vaccineren tegen corona en waarom (met argumenten). De schrijver wilt mensen overtuigen.

Slide 7 - Tekstslide

Instructieve teksten
De schrijver legt uit hoe je iets moet doen zodat het goed gaat. 

Slide 8 - Tekstslide

Tekstdoelen
  • Informeren
  • Overtuigen
  • Overhalen/activeren
  • Instructie geven/instrueren
  • Amuseren/vermaken 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het doel van deze tekst?

Slide 10 - Tekstslide

Leesstrategieën
Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen. De manier waarop je dat doet, heet een strategie. Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen. Dat ligt aan het doel waarmee je leest. Er zijn verschillende leesstrategieën:
  • Verkennend lezen
  • Globaal lezen
  • Gericht lezen
  • Intensief lezen

Slide 11 - Tekstslide

Luisterstrategieën
Naast leesstrategieën heb je ook luisterstrategieën:

  • Globaal luisteren
  • Gericht luisteren
  • Intensief luisteren

Slide 12 - Tekstslide

Globaal luisteren
Als je wilt weten wat het belangrijkste is, luister je globaal. Je let dan op de grote lijn, op de hoofdzaken. 

Slide 13 - Tekstslide

Gericht luisteren
Als je een antwoord wilt hebben op een specifieke vraag, luister je heel gericht. Je let op bijvoorbeeld een bepaald woord of een naam. Je beluistert alleen die stukken van de tekst die met jouw vraag te maken hebben. 

Slide 14 - Tekstslide

Intensief luisteren


Als alle informatie belangrijk voor jou is, luister je intensief. Bijvoorbeeld als je de inhoud moet onthouden voor een toets.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 16 - Tekstslide

Onderwerp en hoofdgedachte
Elke tekst heeft een onderwerp en een hoofdgedachte. Het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst geven beide antwoord op de vraag: 'waar gaat de tekst over?'. Er is wel een belangrijk verschil.

Het onderwerp is waar de tekst over gaat, bijvoorbeeld 'Corona'. Als er wordt gevraagd naar het onderwerp van een tekst, dan is het belangrijk dat je antwoord geeft in één of enkele woorden. Het onderwerp van een tekst mag nooit een hele zin zijn.

De hoofdgedachte is het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd. Dus de kern van de tekst in één zin. Bij de hoofdgedachte is het juist WEL de bedoeling dat je antwoord geeft in één volledige zin.



Slide 17 - Tekstslide

Hoe kun je het onderwerp van een tekst vinden?
Vaak kun je het onderwerp al vinden zonder de tekst in zijn geheel te lezen. Het onderwerp staat meestal in de titel. Ook staat het vaak in de inleiding of in het slot. In een brief/e-mail vind je het vaak in de onderwerpsregel. Als je een bepaald woord steeds ziet terugkomen in de tekst, dan kan dat het onderwerp zijn.


Slide 18 - Tekstslide

Hoe kun je de hoofdgedachte van een tekst bepalen?
De hoofdgedachte vind je meestal in de titel, inleiding of het slot. Artikelen uit de krant hebben vaak een 'intro', een dikgedrukte alinea aan het begin. Meestal bevat die de hoofdgedachte van het artikel.
Vaak kun je de woorden uit het onderwerp gebruiken om de hoofdgedachte op te schrijven.

Slide 19 - Tekstslide

Stel jezelf de vraag: Wat is het belangrijkste dat over het onderwerp wordt verteld?

Slide 20 - Tekstslide

VOORBEELD
Het onderwerp van een tekst is bijvoorbeeld 'vaccineren'. De hoofdgedachte van de tekst: 'Er zijn nog steeds veel mensen niet gevaccineerd'. Dat laatste is dan het belangrijkste dat er over het vaccineren wordt gezegd in het artikel.

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!!
Oefenexamen Lezen & Luisteren 
www.startmalmbergmbo.nl


Geen licentie? Werk verder aan de presentatie.

Slide 22 - Tekstslide