NN H2 Havo - Grammatica ZD: Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H2 Grammatica zinsdelen: 

Het werkwoordelijk naamwoordelijk gezegde

Wat gaan we vandaag doen?

- Uitleg/herhaling werkwoordelijk gezegde.

- Uitleg/herhaling naamwoordelijk gezegde.

- Zelf aan de slag met opdrachten.

Het naamwoordelijk gezegde = ng

- Wanneer is het een naamwoordelijk gezegde?

- Hoe herken je het naamwoordelijk gezegde?

- Oefenen met zinnen met een ng.

gezegde

Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde.

                                      OF !!!

Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde vertelt over WAT het onderwerp DOET.

Vb. Zij heeft naar school gefietst.

Pv= heeft

Wg= heeft gefietst -> alle werkwoorden in de zin (dus ook de persoonsvorm)

Naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde vertelt over WAT het onderwerp IS / WORDT OF BLIJFT.

Vb. Zij is verliefd.

Pv= is

Ng= is verliefd -> is = werkwoordelijk deel van het gezegde

                                     verliefd = naamwoordelijk deel van het gezegde

Koppelwerkwoorden van het naamwoordelijk gezegde

zijn, worden 

lijken, blijken, blijven

schijnen, dunken, heten, voorkomen

Een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een van deze koppelwerkwoorden in de zin staan.

Een kww koppelt het eigenschap aan het onderwerp.

Let op!

Een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft NOOIT een lijdend voorwerp

Koppelwerkwoorden van het naamwoordelijk gezegde

Het naamwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:

1. De hockeycoach / is / streng.

Naamwoordelijk gezegde

Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:

1. De hockeycoach / is / streng.

ng = is [streng]

is = koppelwerkwoord

Naamwoordelijk gezegde

Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:

2. Sien wordt docent beeldende kunst.

Naamwoordelijk gezegde

Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:

2. Sien wordt docent beeldende kunst.

ng = wordt [docent beeldende kunst]

wordt = koppelwerkwoord

Naamwoordelijk gezegde

Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:

3. Nova wil later een beroemde pianiste worden.

Naamwoordelijk gezegde

Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:

3. Nova wil later een beroemde pianiste worden.

ng = wil [een beroemde pianiste] worden

worden = koppelwerkwoord

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

werkwoordelijk gezegde

Cheyenne

heeft

haar werk

goed

gedaan

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Ik was een piraat

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Het werkwoordelijk gezegde

Rida

is

in de aula

aan het

eten

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

werkwoordelijk gezegde

Alvaro

zit

met

zijn haar

te

spelen

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Het werkwoordelijk gezegde

Mijn moeder

heeft

mijn brood

gesmeerd

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

werkwoordelijk gezegde

Fred

zit

met

zijn haar

te

spelen

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

gekeken.

Het werkwoordelijk gezegde

We 

hebben

vanavond

een serie 

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Jesper is naar het circus geweest 

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

werkwoordelijk gezegde

Fatma

moet

hard

lachen

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Peter is later huisarts geworden

Het moet niet heel veel gekker worden. 

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Het

moet

niet

heel veel gekker

worden

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

werkwoordelijk gezegde

Alvaro

zit

met

zijn haar

te

spelen

Naamwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde

Het onderwerp doet iets 

Het onderwerp is iets.

Zelf aan de slag 

Maak opdracht 1, 2 en 3 op blz. 88-89. 

Naamwoordelijk gezegde