Neurologische uitval

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DoktersassistenteMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Check-in: hoe begin je vandaag je dag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Wat gaan we doen vandaag?

  • Theorie neurologische uitval.
  • Quiz
  • Casussen oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Triagewijzer goed kunnen gebruiken.
  • Passend advies geven bij neurologische uitval.
  • FAST test kunnen benoemen en telefonische instructie hierbij geven.

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je van
neurologische uitval?

Slide 5 - Woordweb

Symptomen uitvalsverschijnselen 
  • spraakstoornis (afasie), 
  • eenzijdige verlamming (parese) 
  •  eenzijdige gezichtsvelduitval (hemianopsie: aan de linker- of rechterkant niets meer kunnen zien). 

Slide 6 - Tekstslide

Oorzaken
 Beschadiging van bepaalde gedeelte van de hersenen.
Dat gedeelte kan tijdelijk of blijvend ophouden te functioneren doordat het onvoldoende bloed krijgt.
 (Hersengebieden kunnen te weinig bloed krijgen door bijvoorbeeld kleine stolsels die vanuit de halsslagaderen of het hart versleept worden naar een hersenvat, dat hierdoor vernauwd raakt of afgesloten wordt).

Knel zittende zenuwen.
 Been kan uitvallen hernia in de rug> een tussenwervelschijf drukken op een zenuw die naar de benen loopt.
Arm kan uitvallen als dit een tussenwervelschijf drukken op een zenuw die nek.


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

U1 en U2
CVA of TIA. 
Zijn de verschijnselen nog aanwezig op moment van bellen en de klachten begonnen niet langer dan 6 uur geleden, dan komt de patiënt in aanmerking voor trombolyse.

Trombolyse is mogelijk als:
  • de neurologische uitval nog aanwezig is;
  • er binnen 6 uur gestart kan worden;
  • de patiënt geen bloedverdunners gebruikt;
  • de patiënt een bloedsuikerwaarde heeft die niet lager is dan 2,5 mmol/l of hoger dan 22 mmol/l;
  • de patiënt nog nooit een hersenbloeding heeft gehad.

Slide 9 - Tekstslide

U3
Als de patiënt nekpijn heeft en één arm is verlamd, is er reden om binnen enkele uren een afspraak te maken met de huisarts. Het kan zijn dat een tussenwervelschijf drukt op een zenuw naar de armen. Datzelfde geldt als de patiënt een hernia heeft en een been niet meer goed kan bewegen.
Een scheef gelaat waarbij het oog aan de aangedane kant niet meer goed gesloten kan worden, is ook een reden voor een afspraak binnen enkele uren.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Video

Bloedverdunners

Het is belangrijk om te vragen of de patiënt bloedverdunners (stollingsremmers) gebruikt en zo ja, welke, omdat sommige bloedverdunners een stollingsstoornis kunnen veroorzaken.
 Een stollingsstoornis vergroot de kans op een CVA.
 Sterk werkende stollingsremmers zijn coumarinederivaten en DOAC’s.
Stollingsremmers 
Coumarinederivaten >>
acenocoumarol en fenprocoumon

DOAC’s>>
apixaban
dabigatran
edoxaban
rivaroxaban

Bloedplaatjesremmers
acetylsalicylzuur (aspirine)
carbasalaatcalcium
clopidogrel
prasugrel
ticagrelor
dipyridamol
Reduceren vooral de kans op trombose. minder sterk effect op de bleodstolling

Slide 13 - Tekstslide

Neurologische uitval door:
Drukneuropathie:
Een zenuw in arm of been kan door aanhoudende druk bekneld zitten. Hierdoor ontstaat zenuwuitval. In het been kan een klapvoet ontstaan; bij druk op een zenuw in de arm kan de hand deels verlamd raken.
Hersentumor:
Gezwel in de hersenen – een primaire tumor of een metastase – kan neurologische uitval geven zoals bij een CVA. Dikwijls geleidelijk progressief. Geeft zelden aanleiding tot intracraniële drukverhoging en hoofdpijn, maar wordt veel vaker ontdekt na functie-uitval of gedragsverandering.
Neurologische uitval bij andere neurologische aandoeningen:
Aandoeningen zoals multipele sclerose, amyotrofische laterale sclerose, migraine accompagnée en het syndroom van Guillain-Barré gaan soms gepaard met al dan niet tijdelijke uitval van lichaamsfuncties.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is afasie?
A
halfzijdige verlamming
B
spraakstoornis
C
coördinatie stoornis
D
geen van de antwoorden is juist

Slide 18 - Quizvraag

FAST staat voor?
A
Face-Arm-Speech-Time
B
Fake-Arm-Speech-Time
C
Face- Airway-Speech-Time
D
Face-Arm-Speech-Thorax

Slide 19 - Quizvraag

Binnen welke tijd kan er nog een trombolyse plaatsvinden?
A
6 uur
B
5.5 uur
C
4.5 uur
D
4 uur

Slide 20 - Quizvraag

Welke urgentie hoort bij uitvalverschijnsel door een hernia
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4

Slide 21 - Quizvraag

Casus
Op een vrijdag, aan het eind van de ochtend, belt Erwin de Vries. Hij vertelt dat hij bij zijn opa op bezoek is en dat hij zich ongerust maakt. Ze zaten te praten en plotseling reageert zijn opa heel vreemd. Hij praat vreemd en onverstaanbaar. Opa, de heer Kok, is 80 jaar en sinds drie jaar weduwnaar. Erwin vraagt wat hij moet doen. Hij wil eigenlijk wel dat de dokter direct langskomt.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Lezen triagewijzer:
Hoesten

Slide 25 - Tekstslide

Wat wist je al?​
Wat was nieuw voor jou?​
 Wat zou je nog meer willen weten?​

Slide 26 - Tekstslide