Hoofdstuk 3: Factoren die het gedrag en het aanleren ervan beïnvloeden

Wat zijn emoties?
1 / 118
volgende
Slide 1: Woordweb
Sociale wetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 118 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Wat zijn emoties?

Slide 1 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 3: Factoren die het gedrag en het aanleren ervan beïnvloeden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke factoren hebben een impact op ons gedrag?
  • gedragsdeterminanten
  • motivatie
  • emoties ~ interpretatie van prikkels
  • cognitieve processen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Motivatie p. 78
  • lees de inleiding over Maarten van der Weijden
  • hoe zou jij motivatie omschrijven? (woordweb volgende slide) 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MOTIVATIE

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

1.2 Wat motiveert ons? p. 79
  • ~ soort van energie (innerlijke psychologische kracht) die ons aanzet te doen wat we doen
  • we willen graag uitzonderlijke gedragingen begrijpen
  • innerlijke motivatie versus motivatie van buitenaf

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 Begripsomschrijving p. 79
  • ~ komt van 'movere' (Latijn voor 'bewegen') --> motivatie is de 'psychische' energie die een mens/dier doet handelen

  • Motivatie = de term voor alle processen die te maken hebben met de aanzet, de richting, de intensiteit en het volhouden van lichamelijke en psychische activiteiten.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 Begripsomschrijving p. 79-80
Motivatie biedt een verklaring voor:
  • wat men op elk ogenblik doet, welk type gedrag men stelt, waaraan men aandacht schenkt, waarmee men bezig is, welke doelen men nastreeft
  • hoeveel tijd men besteedt aan dat gedrag
  • hoe intens en met welk niveau van inzet men dat gedrag stelt
  • hoe efficiënt men gebruik maakt van zijn ware capaciteiten en vaardigheden bij het stellen van een gedrag

Motivatie:
  • kan je niet observeren
  • wordt afgeleid uit observeerbare gedragskenmerken (vb. voorkeur/felheid/volharding)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.4 Ontstaan van motivatie p. 80
Veel van onze motieven --> complexe combi van biologische en psycologische behoeften VOORAL als die te maken hebben met:
- sociale interacties
- emoties
- doelen

Voorbeeld p. 80: honger --> eten omwille van verschillende reden/motivaties:
  • maag die grommelt = biologische factor
  • hormonen = biologische factor
  • gezelligheid = sociale/psychologische factor
  • emo-eten = psychologische factor
  • eten omwille van verplichting = psychologische factor

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Intrinsieke motivatie komt voort uit een directe positieve relatie tussen de persoon en een situatie, of uit persoonlijke factoren die niet altijd duidelijk zijn.
Bij extrinsieke motivatie zijn het externe factoren die ons gedrag bepalen, zoals geld, goede punten, complimenten van anderen... Bij intrinsieke motivatie daarentegen komt de wil om te presteren vanuit mensen zelf; vanuit interesse, het belang of nut dat ze eraan hechten, het plezier dat ze eraan beleven...
1.5 Soorten motivatie p. 80-81
  1. Intrinsieke motivatie: 
    - engagement omwille van activiteit zelf (niet omwille van extern doel)
    - omdat je het leuk vindt; omdat je er een psychologische behoefte mee bevredigt (activiteit op zich = beloning)
    - grootste prestaties op gebied van muziek/kunst/wetenschap/handel -> doelen nastreven waarin je intens geïnteresseerd bent

  2.  Extrinsieke motivatie:
    - engagement omwille van extern doel (niet omwille van activiteit zelf)
    - externe prikkels zetten aan tot actie (beloning = cijfers, eten, drinken, lof...)                                     MAAK NU BIJLAGE p. 120!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.6 Invloed van belonen op motivatie p. 82-83
Wat gebeurt er als je een extrinsieke beloning koppelt aan intrinsiek gemotiveerd gedrag?

Lees het voorbeeld p. 82:
  • Omschrijf in het kort wat er gebeurde met de intrinsiek gemotiveerde kinderen?
  • Wat kun je concluderen over de impact van extrinsieke beloningen op intrinsiek gemotiveerd gedrag?

Overrechtvaardiging
- wanneer de externe bekrachting de intrinsieke/interne motivatie overschrijft
- wanneer de motivatie verschuift van intrinsiek naar extrinsiek
- belonen hoeft niet altijd te botsen met intrinsieke motivatie!
- overrechtvaardiging treedt alleen op als de beloning geen rekening houdt met de kwaliteit van de prestatie

Lees bijlage 2 p. 121!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.6 Invloed van belonen op motivatie p. 82-83
Overrechtvaardiging: wanneer een verwachte externe prikkel (geld, prijzen) iemands intrinsieke motivatie om een taak uit te voeren vermindert. 
Volgens de zelfperceptietheorie besteden mensen meer aandacht aan de externe beloning voor een activiteit dan aan het inherente plezier en voldoening van de activiteit zelf.


Het belonen van een eerder onbeloonde activiteit veroorzaakt een verschuiving naar extrinsieke motivatie en een ondermijning van de reeds bestaande intrinsieke motivatie. 
Zodra de beloning niet meer aangeboden wordt is de interesse in de activiteit verloren. 
De vroegere intrinsieke motivatie komt niet terug, en extrinsieke beloningen moeten continu worden aangeboden als motivatie om de activiteit te ondersteunen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.6 Invloed van belonen op motivatie p. 82-83
Beloningen hebben drie belangrijke gevolgen  voor motivatie (< van de omstandigheden):
  • effectieve manier om mensen te motiveren dingen te doen die ze anders niet zouden doen (gras maaien, babysitten op broertje, ramen verven bij oma)

  • kunnen de motivatie vergroten, mits ze worden gegeven
    voor een goede prestatie (een sticker bij een goede toets)

  • kunnen intrinsieke motivatie nadelig beïnvloeden, als ze
    worden gegeven zonder rekening te houden met de kwaliteit
    van het werk


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7 Motivatietheorieën p. 83-90
Geen enkele verklaring van motivatie verklaart het hele spectrum van menselijke motieven. 

Enkele theorieën die elk hun eigen accent leggen op verschillende aspecten van motivatie:

• instincttheorie
• drijfveertheorie
• humanistische theorie van Maslow

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.1 De instincttheorie p. 83-85
~ overlevingsdrang - Darwin 
-> dieren/mensen zijn geboren met een reeks biologisch en evolutionair bepaalde gedragspatronen die zij nodig hebben om te overleven:
  • seksualiteit
  • eten
  • drinken
  • kleding


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.1 De instincttheorie p. 83-85
McDougall: instinct = aangeboren capaciteit tot stellen van doelgericht gedrag DUS gedragingen zijn uitingen van fundamentele, aangeboren neigingen. 
Psychische processen spelen GEEN rol!

-> instinct = overgeërfde neiging die geactiveerd wordt door de omgeving en een bepaald gedrag stimuleert; het gedrag moet dus niet geleerd worden; het is deel van de mens en ontstaat op natuurlijke wijze

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.1 De instincttheorie p. 83-85
Instincten -> verklaring voor regelmatige cycli in diergedrag (bij een hele soort op één manier)
= serie reflexen die verschillende spieren in beweging kunnen zetten; aangeboren capaciteit tot het stellen van doelgericht gedrag
= complexe, onaangeleerde gedragingen die een vast patroon hebben bij een soort organisme
  • vb. een hond die zijn natte vacht uitschudt
  • vb. een zalm die terugzwemt naar de stroom waar die uitgekomen is
  • vb. een baby die bij de geboorte onmiddellijk kan zwemmen/zuigen

Meer dan 6000 instincten gevonden, maar niet alles kon verklaard worden door deze instincttheorie.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.1 De instincttheorie p. 83-85
Behavioristen komen begin 20ste eeuw in opstand tegen deze theorie: volgens hen zijn niet alle gedragingen instinctief, maar een resultaat van leren en ervaring.

Instincttheorie -> GEEN rekening met effect van leren maar blijft erbij dat bepaalde gedragspatronen worden bepaald door aangeboren factoren! 
Het is dan ook niet toepasbaar op complex gedrag van mensen -> zie voorbeelden p. 84-85

CONCLUSIE: Hoewel er een aantal instincten bestaan, zijn er ook gedragingen die met de evolutie ontstaan/aangeleerd zijn en niet louter instinctief zijn.
Zo ontstaat de drijfveertheorie.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.2 De drijfveertheorie p. 85
Drijfveer= de toestand van energie/spanning die een organisme beweegt om een biologische behoefte te vervullen

Drijfveertheorie:
- gaat over het behouden van je homeostase (een fysiologisch proces, waarbij organismen het inwendig milieu van biochemische en biofysische processen in evenwicht houden)
- het gaat hier dus over een optimale staat waarin een organisme wil zijn
- wanneer je optimale staat vermindert -->  biologische behoefte produceert drijfveer -> deze motiveert tot handelen om het niveau van de drijfveer te verminderen
  • vb. rat in experimentenkamer
- theorie kan NIET verklaren waarom sommige organismen gedrag vertonen waarbij geen sprake is van evenwichtsherstel (vb. berg beklimmen) DUS de theorie kan geen antwoord geven op alle vragen over motivatie!
MAAR deels is het wel een juiste theorie gezien:
     - biologisch gefundeerd motief een belangrijke rol speelt in overleving/voortplanting 
     - dat motief is verantwoordelijk voor sommige van onze handelingen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.3 Maslow's behoeftenhiërarchie p. 86-90
Maslow: piramide om menselijke behoeften in kaart te brengen.
Kenmerken:
- 5 behoefteniveaus
- meest prangende (onderste) behoeften worden het eerst bevredigd (voorrang aan biologische behoeften)
- pas naar volgende behoefte wanneer een behoefte (in grote mate) bevredigd is
- zolang 'basale' behoeften niet vervuld zijn, hebben de 'hogere' behoeften weinig invloed
- DUS volgens deze theorie worden mensen gemotiveerd door aspecten van niet vervulde behoeften


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.2 Verschil tussen instincttheorie en drijfveertheorie p. 85
De instincttheorie is een biologisch gedragspatroon dat essentieel is voor overleving terwijl de drijfveertheorie de beweging is om een biologische behoefte te vervullen.

De instincttheorie stelt dat alle organismen worden geboren met aangeboren biologische neigingen die hen helpen te overleven. Deze instincten drijven gedrag aan.
-> Bijvoorbeeld: het instinct van een baby om te zuigen hetgeen essentieel is voor voeding.

De drijfveertheorie stelt dat ons gedrag wordt gemotiveerd door biologische behoeften.
-> Wanneer we een biologische behoefte hebben (bijvoorbeeld honger), creëert dit een toestand van ongemak of spanning, die we vervolgens proberen te verminderen door gedrag dat de behoefte bevredigt (zoals eten).

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.3 Maslow's behoeftenhiërarchie p. 86-90: opdracht
De categorieën/lagen van de behoeftentheorie:
  • behoefte aan waardering (Voorbeelden: waardering, acceptatie, respect van anderen)
  • biologische behoeften (Voorbeelden: eten, slapen, zuurstof, sport)
  • behoefte aan hechting en verbondenheid (Voorbeelden: vriendschap, liefde)
  • zelfactualisatie (Voorbeelden: lezen, studies, vrijwilligerswerk, avondschool)
  • behoefte aan veiligheid (Voorbeelden: troost, rust)

3. Plaats nu de lagen in een piramidevorm op elkaar: welke denk je dat de basis vormt en welke zijn de lagen daarbovenop?





Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.3 Maslow's behoeftenhiërarchie p. 86-90: opdracht
1. Categoriseer de volgende voorbeelden van behoeften. Er zijn 5 categorieën te onderscheiden. Vervolgens geef je de gemaakte categorieën een bijpassende naam.

Behoeften: eten, vriendschap, waardering, lezen, respect van anderen, slapen, studies, sport, vrijwilligerswerk, troost, zuurstof, avondschool, rust, liefde, acceptatie

2. Geef nu elke categorie een (overkoepelende) naam.


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1.7.3 Maslow's behoeftenhiërarchie p. 86-90
Volgens Maslow:
- eens we de basisbehoeften (fysiologische en veiligheid) vervuld hebben -> tijd voor zelfontplooiing en groei
- dit houdt in dat je elke dag gevangen zit in een keuze tussen
veiligheid en risico/groei
- volgens Maslow is het een continu proces van kiezen voor dingen die buiten je comfortzone liggen en waaraan risico's vasthangen waardoor je in staat bent om te groeien

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.3 Maslow's behoeftenhiërarchie p. 86-90 + Bijlage 3 p. 122
- naast behoefte aan evenwicht/rust ook drang tot verleggen grenzen/spanning en zelfactualisatie
- 2 krachten:
     * gericht op veiligheid/afweer
     * gericht op groei zelf en ontwikkelen mogelijkheden
- defensieve versus groeigerichte mensen
- groeibehoefte drijft de mens voorwaarts -> behoud van gevoel van veiligheid (kleine stappen) vs groeien door verrukking (nieuwe stappen)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.3 Maslow's behoeftenhiërarchie p. 86-90: behoefte aan zelfontstijging p. 89
Maslow: later een 6de behoefte, die van de zelfontstijging = de behoefte ligt erin om een doel te bereiken dat buiten zichzelf ligt

- geen persoonlijk genot of egocentrische voordelen
-  behoefte wordt nagestreefd vanuit een drang van onbaatzuchtigheid (vrijwilligerswerk, opgaan in religie, politiek, muziek, intellectuele bezigheid...)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7.3 Maslow's behoeftenhiërarchie p. 86-90 + Bijlage 4 p. 123
Zwakke plekken in de theorie van Maslow:
  • Regelmatig zetten mensen hun primaire biologische behoeften aan de kant om ‘hogere’ sociale behoeften te bevredigen.
  • mensen houden zich niet altijd aan de vooropgestelde hiërarchie van Maslow
  • Ook cross-culturele psychologen hebben hun bedenkingen bij Maslows theorie. Ze menen dat zijn ideeën alleen van toepassing zijn op individualistische culturen en niet op collectivistische culturen, waar de groep de belangrijkste factor is.
  • In het geval van een eremoord is de eer (behoefte aan erkenning) belangrijker dan de liefde van/voor zus of dochter (sociale behoefte).
  • Er is geen therapiemethode aan gekoppeld om mensen beter te leren functioneren.
 


Maak Bijlage 4 p. 123!!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OVERHORING


Maandag 20/11 (zie planner)
Onderdeel Motivatie kennen p. 78-90
 



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Emoties p. 91: inleiding
Bekijk volgende filmpjes: welke emoties zie je en/of ervaar je?










Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Emoties p. 91: inleiding
Instructie:
  • werk in duo's
  • één is de dealer/uitvoerder, de ander is de rader
  • De dealer klikt op 'start' en drukt op 'deal'. De rader mag het scherm niet zien.
  • Er verschijnt een emotie. De dealer gaat de emotie uitleggen in woorden, maar mag niet het woord zelf zeggen. De rader probeert de emotie te raden.
  • Wissel na drie emoties van rol.

Klik op de kaarten voor het spel.b jij dit al eens meegemaakt met je ouders, leerkrachten, vrienden...?
Klik hier voor het spel.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Begripsomschrijving emoties p. 91
Emoties:
  • leiden tot een bepaald gedrag
  • veroorzaken interne fysieke responsen 

Emoties = een reactie op een prikkel waarbij een beoordeling van die prikkel optreedt, waarbij gevoelens en fysiologische opwinding ontstaan. Dit alles komt tot uiting in gedrag (= expressie)

Maak eerst bijlage 5 p. 124

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Begripsomschrijving emoties p. 91-93: verschillende fasen
  1. aanleiding = reactie op een prikkel (gebeurtenis, herinnering, zien van emoties bij anderen...) 
  2. beoordeling/interpretatie van de prikkel (door de hersenen) -> is subjectief (vanuit jouw ervaring/werking van jouw hersenen)! 
  3. gevoel in bepaalde intensiteit (in overeenstemming met de beoordeling)
  4. fysiologische opwinding (autonoom zenuwstelsel) -> oncontroleerbare uitingen : verhoogde hartslag, bloeddruk, pupilvergroting, ademhaling, droge mond, zweten, koude handen, moeilijke spijsvertering, tinteling, verlamd gevoel, bibberen, blozen, bleek worden
  5. gedragsmatige expressie
  • controleerbare uitingen van emoties
  • in functie overleven individu + behoud van de soort

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Aanleiding
1. AANLEIDING

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Beoordeling/interpretatie prikkel
  • Normaal?                                                                        INVLOED VROEGERE ERVARINGEN!
  • Positief?
  • Negatief?
  • Herken ik het?
  • Wat is het?

                                                                                Is de aanwezigheid van de ander normaal?
                                                                                Is de persoon een positieve, neutrale of negatieve prikkel?
                                                                               Ooit reeds overvallen?



Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Gevoelens
  • Door de interpretatie ontstaan er gevoelens.
  • Afhankelijk van de beoordeling hebben de gevoelens een bepaalde intensiteit.








Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Fysiologische opwinding
  • 'ik kreeg het er koud van'
  • 'dat bezorgt me kippenvel'
  • 'mijn hart klopte in mijn keel'
  • 'ik voel vlinders in mijn buik'
  • 'zie  haar rood worden!'
  • 'hij trilt van woede'

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Fysiologische opwinding
We voelen een emotie aan de verandering in ons lichaam -> het zenuwstelsel krijgt signalen en reageert erop met lichamelijke reacties:
  • hartslag
  • bloeddruk
  • ademhaling
  • transpiratie
  • maag is dichtgeknepen 
  • darmen raken van streek 
  • hart doet pijn
  • brok in de keel 
  • urineafscheiding
  • benen en handen kunnen gaan trillen
  • niet meer helder denken, concentreren



Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Fysiologische opwinding: voorbeeld stress

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Fysiologische opwinding: voorbeeld stress

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Fysiologische opwinding: Darwin (Engelse natuuronderzoeker, bioloog en geoloog - evolutieleer/natuurlijke selectie) 
Nuttige en zinvolle reacties van de mens in een vroegere fase van de evolutie met als doel : overleven individu en behoud van de soort

                    - dieren verlamd bij angst : nuttige angstreactie
                   - verhoogde afscheiding van adrenaline in bloed: actiever + bloed stolt sneller
                   - vochtige handpalmen bij angst: greep aan takken
                   - vroeger bijten : nu ontbloten tanden … afschrikreacties

 
Lichamelijke veranderingen + expressies van emoties




Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Gedragsmatige uitdrukking
Controleerbare uitingen! 
= In staat de expressie te onderdrukken wanneer de situatie dat vereist

Maar tot  hoever gaat deze controle? ~ getraind oog ontdekt micro-emoties

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2.3 Soorten emoties p. 94
Paul Ekman: onderzoek emoties en gelaatsexpressies:
  • gelaatsexpressies van emoties niet cultureel bepaald, maar identiek voor verschillende culturen  -> gelaatsexpressies zijn biologisch bepaald (Darwin)

  • liegen vaststellen ahv microexpressies (Diogenes project)

  • ontwikkelde Facial Action Coding System (FACS): systeem waarmee elke menselijke gelaatsexpressie in kaart kon worden gebracht

  • ook onderzoek op andere vormen van niet verbaal lichamelijk gedrag -> bijv. lichaamstaal bij liegen

Slide 46 - Tekstslide

Afkeer = Als je ergens een afkeer van hebt, voel je weerzin en afschuw. Voorbeelden: Ik heb een afkeer van dronken mensen.

Minachting = het minderwaardig vinden, het geen gunstige mening hebben over.


2.3 Soorten emoties p. 94
Basisemoties/primaire emoties (Paul Ekman)
  • makkelijk te herkennen
  • universeel: emoties ervaren en herkend door
    mensen uit allerlei culturen
  • 7 gezichtsuitdrukkingen:
    - woede
    - afkeer
    - angst
    - geluk
    - verdriet
    - minachting
    - verrassing

Daarnaast ook verwante emoties en mengvorm van emoties.

Slide 47 - Tekstslide

Afkeer = Als je ergens een afkeer van hebt, voel je weerzin en afschuw. Voorbeelden: Ik heb een afkeer van dronken mensen.

Minachting = het minderwaardig vinden, het geen gunstige mening hebben over.


2.3 Soorten emoties p. 94
Verwante emoties:
  • afgeleid van basisemoties vb. jaloezie, onzekerheid, schuldgevoel, spijt, wantrouwen...
  • complexer
  • moeilijk herkenbaar: vaak meer nodig dan gezichtsuitdrukking (intonatie/houding)
  • ondertoon wel te herkennen (vb. boosheid, verdriet, angst...)

Mengvormen van emoties:
  • uiting meerdere emoties gelijktijdig
  • +- 10.000 uitdrukkingen weergeven met gezicht

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.3 Soorten emoties: bijlage 6 p. 125
angst
paniek, rusteloosheid, fobisch, zenuwachtig, ongerust, schrik, bezorgd, nerveus, wantrouwend, hysterie
verrassing
shock, verbijstering, verwondering, overrompeling, ontzetting
verdriet
zwaarmoedig, zelfmedelijden, bedroefd, wanhoop, rouw, ongeluk, depressie, melancholie
afkeer
walging, vermijding, afwijzing, negeren, ontkennen, tegenzin, antipathie, hekelen, haten
woede
ergernis, verbittering, wrok, irritatie, vijandigheid, furieus, verontwaardiging, bitterheid, agitatie
geluk
vreugde, opgeluchtheid, plezier, tevredenheid, verrukt, trots, extase, euforie, genot, enthousiast
minachting
aversie, weerzin, ontzetting, smalend, grijnzend

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2.4 Aangeboren of aangeleerde emoties? p. 95
Crossculturele studies -> zijn gelaatsuitdrukkingen
  • aangeboren en universeel?
  • aangeleerd en cultuurgebonden?

-> Paul Ekman: sinds 1965 baanbrekend onderzoek naar relatie tussen emotie en gelaatsuitdrukking

Lees nu grondig Bijlage 7 p. 126-127 en vat kort de 3 
onderzoeken samen.


Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.4 Aangeboren of aangeleerde emoties? 
Bijlage 7 p. 126-127
Onderzoek 1:
  • 5~culturen (Japan, VS, Brazilië, Chili, Argentinië) foto’s emoties tonen
  • herkennen basisgevoelens -> dus emoties zijn universeel
  • KRITIEK: Westerse invloeden,  beïnvloeding door media en contacten

Onderzoek 2 (1967):
  • geïsoleerde Fore Stam in  Papoea-Nieuw-Guinea
  • voorlezen verhaal ~ kiezen  foto met juiste emotie 
  • meeste stamleden kozen juist -> dus zij kennen en uiten emoties ook zo

Onderzoek 3:
  • voorlezen verhaal ~ stamleden emotie uitbeelden (+ filmen)
  • tonen aan Amerikaanse studenten -> identificeren emoties -> dus
    CONCLUSIE = emoties zijn aangeboren en universeel!


Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.4 Aangeboren of aangeleerde emoties? p. 95-96

Studies van Ekman worden ondersteund door ander onderzoek:
  • Studies bij blinde kinderen: glimlachen op dezelfde manier, 
    uitdrukken van boosheid en angst ook gelijkaardig met andere
    kinderen



  • Evidentie voor bestaan van de universele gezichtsuitdrukking… blijheid









Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.4 Aangeboren of aangeleerde emoties? p. 95-96

Cultuur blijft impact hebben op bepaalde emotionele reacties:
- tong uitsteken : Nederland (afkeer) vs China (verrassing)
- neerslaan ogen: Westen (ongelukkig zijn) vs Azië (respect)
- grijnzen : België (tevredenheid) vs Japan (schaamte)

Iedereen reageert emotioneel op onrecht, vriendschap, liefde en verlies (ongeacht de cultuur)
Toch zijn er enkele verschillen tussen:
- hoe culturen hun emoties uiten
- hoe ze hun emoties vormen
- wat de aanleiding tot de emotie is 
- hoe de emotie wordt beleefd


Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.4 Aangeboren of aangeleerde emoties? p. 95-96

Mensen uit alle culturen -> evenveel vermogen om hun emoties te uiten, maar gebruiken dit potentieel niet in dezelfde mate. 

Vb:
- Iedereen kan boos worden, maar hoe vaak en op welke manier verschilt per cultuur.
- Overlijden -> iedereen voelt een emotie MAAR in de ene cultuur reageert men boos terwijl er in de andere cultuur met meer verdriet wordt gereageerd.
- In sommige culturen -> vervelende gebeurtenissen niet gezien als een gevolg van opzettelijk gedrag -> nauwelijks boosheid of agressie MAAR In andere culturen  -> altijd een ander de schuld geven of zichzelf de schuld geven


Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.5 Ontstaan van emoties p. 96-100

  • Inzicht in de oorsprong van emoties: 
kan helpen bij vinden van effectieve behandeling voor 
emotionele problemen (paniekaanvallen, depressie, woede, jaloezie...)

  • Beïnvloeding vanuit:
    - biologische wortels (chemie lichaam / hersenen)
    - psychologische component (interpretatie externe gebeurtenissen
     + interne reacties)
    - sociale en culturele omgeving
    - gedrag


Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.5.1 Biologische wortels p. 97

Biologische wortels = hersenen + autonoom zenuwstelsel
  • emotiecircuits verbonden met hersenen:
    - aangeboren gevoeligheid
    - gevoelig voor overerving
    - snel angsten aanleren door klassieke conditionering
    - vergeten moeilijk
  • autonoom zenuwstelsel -> zorgt voor fysiologische reacties -> emotie ontstaat en wordt in stand gehouden
  • hormonen zorgen ook voor emoties: bijnieren produceren stresshormonen (cortisol, adrenaline)

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.5.2 Psychologische component p. 97

Emoties
  • ontstaan door interpretatie prikkel -> interne/externe reacties en/of gebeurtenissen
  • als gevolg van bewuste gedachten en onbewuste
    herinneringen

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 61 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2.5.3 Sociale en culturele omgeving p. 98

Voelen, uiten en herkennen van emoties = aangeboren…. en toch culturele verschillen

Hoe komt dit?
Elke cultuur heeft uitingsregels = sociale regels die voorschrijven hoe er in een groep moet worden omgegaan met het uiten van emoties (verdriet, woede, blijheid...).
Groepsleden moeten soms emoties dempen/uitvergroten/veinzen/maskeren DUS emoties uiten op een door de omgeving aanvaarde manier.

Ook binnen een cultuur kunnen uitingsregels verschillen! < sociale groep!
Bijlage 8 p. 128 (samen maken)



Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.5.3 Sociale en culturele omgeving p. 98

GEDRAG                                                                 EMOTIES

Gedrag beïnvloedt emoties MAAR enkel gedrag als verklaring voor het ontstaan van emoties is onvoldoende!

CONCLUSIE: Emoties zijn het resultaat van een interactie tussen biologische, psychische, gedragsmatige en socio-culturele processen.

Extra taak: Onderzoek emoties bij mannen en vrouwen (Kring en Gordon - 1998)



Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taak: Onderzoek Emoties bij mannen en vrouwen (Kring en Gordon - 1998)

Vrouwen tonen en herkennen beter emoties -> Zijn daarom mannen minder emotioneel?
Onderzoek ahv 5 emotionele filmfragmenten:
1. onderzoek naar uiten emoties (gezichtsuitdrukking)
2. rapportage emotionele reactie door anderen
3. fysiologische reactie: zweet op handpalm (gemeten met elektroden)

Resultaten:
- vrouwen meer gezichtsuitdrukkingen

- mate van emotionaliteit is ongeveer hetzelfde
- fysiologische reactie: alle emoties (behalve walging) hebben mannen meer of dezelfde reactie als bij vrouwen
Andere onderzoeken: droevige film: vrouw zal sneller huilen als de man, maar de hartslag van de man reageert feller dan die van de vrouw.
Conclusie: vrouwen meer uiten van emoties, mannen meer fysiologische reacties.
Verklaring: culturele uitingsregels ~ onderdrukken van emoties doet versterken (fysiologie)




Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.6 Uiting van emoties p. 99

Uitingswijzen van emoties:
  • woorden                                                               verbaal
  • gelaatsuitdrukking
  • stemintonatie                                                    subverbaal
  • gebaren                                                                non-verbaal
  • lichaamshouding
  • lichaamsbeweging
  • uiterlijkheden                                                    fysiologische reacties

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.7 Beheersen van emoties p. 99

Emoties tonen is ok, maar …

...soms is het raadzaam om ze even te beheersen.
...soms is het goed om je gevoelens te maskeren of aan te passen.

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.7.1 Emotionele intelligentie p. 100

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 68 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2.7.1 Emotionele intelligentie p. 100

Emotionele intelligentie = het vermogen emoties te begrijpen/sturen  -> kan worden aangeleerd

Emotionele intelligentie bestaat uit:
  1. Persoonlijke vaardigheden: zelfbewustzijn, -vertrouwen, -beheersing, betrokkenheid, initiatief, optimisme…
  2. Sociale vaardigheden: empathie, communicatie, conflicthantering, samen- en meewerken…

Grote EQ:
- negatieve gevoelens beheersen
- ongepaste expressie ervan bedwingen


Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.7.1 Emotionele intelligentie p. 100

Goleman = Amerikaanse auteur, psycholoog, wetenschappelijk journalist
-> 12 jaar voor New York Times geschreven over het brein en gedragswetenschappen

Goleman over EQ:
  • EQ is veranderlijk en kan worden aangeleerd
  • aandacht aan ontwikkeling EQ:
    - betere relaties
    - groter gevoel van eigenwaarde
    - betere schoolprestaties


Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.7.1 Emotionele intelligentie p. 100

  • Teveel emotionele beheersing?
    - laten geen affectie, humor, tevredenheid zien
    - kunnen emotioneel geladen gebeurtenissen niet herinneren

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.7.1 EQ-test

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.7.2 Misleidingen opmerken p. 100

Misleidingen opmerken:
  • gedragspatroon langdurig bestuderen
  • let op non-verbale signalen
  • liegen? Mond bedekken, neus aanraken, aan oor voelen…
  • houd rekening met cultuurverschillen



Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marshmallowtest
Salovey en Grewal

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijlagen 9 + 10
Bijlage 9 (p. 129) + Bijlage 10 (p. 130-131):
- de klas wordt in 2 groepen verdeeld: de helft leest bijlage 9 en de 
andere helft bijlage 10
- je krijgt max. 15 min om je bijlage te lezen
- zorg dat je ze goed begrijpt, want het is de bedoeling
dat jij de inhoud van jouw tekst gedurende 5 min aan
elkaar uitlegt.


Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Cognitie en attributies p. 101
3.1 Inleiding p. 101:
Welke factoren hebben invloed op ons gedrag?
  • gedragsdeterminanten
  • motivatie
  • emoties ~ interpretatie van prikkels
  • cognitieve processen

Bijlage 12 p. 136

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2 Cognitie p. 101

Cognitie = het proces of het geheel van de processen waarbij een organisme kennis opdoet of zich bewust wordt van gebeurtenissen of objecten in de omgeving. Het is het bewust opnemen, verwerken, vastleggen en gebruiken van informatie. Cognitie omvat dus het waarnemen, het leren, het geheugen, de taal, het denken.

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2 Cognitie p. 101

Begrip cognitie:
  • verwijst naar kennis, kenvermogen, inhoud daarvan
  • processen betrokken bij verwerven/verwerken van informatie

Alle mentale processen die te maken hebben met:
  • denken, weten, begrijpen, waarnemen, leren, herinneren, interpreteren, beslissen, probleemoplossende denken
  • de inhoud van deze processen: gedachten, percepties, begrippen, interpretaties, beslissingen, oplossingen
Lees de voorbeelden p. 101-102 (Astrid / Tessa) 

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.1 Cognitieve herstructurering p. 102

Stressvolle situaties in dagelijkse leven: 
  • drukke agenda
  • hoge werkdruk                                                                    Yoga en mindfulness
  • burnout
    
Persoonlijkheidsfactoren:
  • weerbaarheid
  • goede sociale omgeving
  • structuur


Cognitieve technieken = cognitieve herstructurering: manier waarop je kijkt naar de situatie ~ beter omgaan met de situatie
De stressor herbeoordelen met als doel deze vanuit een positiever perspectief te bekijken





Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 80 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3.2.2 Cognitieve therapie p. 103

Visie cognitieve therapie = 
  • irrelevante ideeën veroorzaken psychische problemen
  • rationeel denken als sleutel tot positieve verandering
    => bijsturen van irrelevante gedachten doet ons gedrag
    aanpassen!
Voorbeeld p. 103 (samen lezen)

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.2 Cognitieve therapie p. 103

DUS focus van de therapeut op:
  • ombuigen negatieve, irrelevante gedachten naar
    positief en relevant

Deze therapie minstens even effectief als medicatie!

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 83 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3.2.2.1 Rational Emotive Behavior Therapy (REBT) p. 104
“Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun gedachten erover.” Epictetus
Dit is de grondslag van de Rationeel-emotieve gedragstherapie (REBT). REBT is een vorm van cognitieve gedragstherapie waarbij zowel het verstand als het gevoel een belangrijke rol spelen. 

Focus ligt op:
  • cognitieve componenten
  • emotionele componenten
  • gedragsmatige componenten

= Methode om ongewenst gedrag/emoties om te buigen naar meer effectief gedrag/emoties:
  • emoties worden niet weggeduwd
  • er wordt op een efficiënte manier met emoties omgegaan
Vaak zijn we ons niet bewust van onze gedachten, terwijl deze net erg bepalend zijn voor ons
gedrag en emoties.



Slide 84 - Tekstslide

Epictetus, een filosoof die leefde van 55 tot 135 na Christus, zei het al: “Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun gedachten erover.” Dit gegeven ligt aan de basis van de Rationeel-Emotieve Therapie (RET of REBT). Je kunt jezelf in de weg zitten door overtuigingen die je hebt. Gelukkig kun je daar ook iets aan doen.
Rationeel-emotieve therapie of Rationeel-emotieve gedragstherapie (RET/REBT) is een vorm van psychotherapie waarbij zowel het verstand als het gevoel een belangrijke rol spelen. RET is een vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT). De grondlegger van de therapie is Albert Ellis (1913-2007).
Het zijn niet de problemen zelf die het ons zo moeilijk maken, maar de manier waarop we tegen deze problemen aankijken; Volgens Ellis ontstaan problemen vooral door de manier waarop we aankijken tegen de gebeurtenissen die ons overkomen.

Slide 85 - Tekstslide

Epictetus, een filosoof die leefde van 55 tot 135 na Christus, zei het al: “Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun gedachten erover.” Dit gegeven ligt aan de basis van de Rationeel-Emotieve Therapie (RET of REBT). Je kunt jezelf in de weg zitten door overtuigingen die je hebt. Gelukkig kun je daar ook iets aan doen.
Rationeel-emotieve therapie of Rationeel-emotieve gedragstherapie (RET/REBT) is een vorm van psychotherapie waarbij zowel het verstand als het gevoel een belangrijke rol spelen. RET is een vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT). De grondlegger van de therapie is Albert Ellis (1913-2007).
Het zijn niet de problemen zelf die het ons zo moeilijk maken, maar de manier waarop we tegen deze problemen aankijken; Volgens Ellis ontstaan problemen vooral door de manier waarop we aankijken tegen de gebeurtenissen die ons overkomen.
Dit is een voorbeeld van een GGGG-model zonder ombuiging!







Maak nu bijlage 13 p. 137!!

Slide 86 - Tekstslide

Epictetus, een filosoof die leefde van 55 tot 135 na Christus, zei het al: “Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun gedachten erover.” Dit gegeven ligt aan de basis van de Rationeel-Emotieve Therapie (RET of REBT). Je kunt jezelf in de weg zitten door overtuigingen die je hebt. Gelukkig kun je daar ook iets aan doen.
Rationeel-emotieve therapie of Rationeel-emotieve gedragstherapie (RET/REBT) is een vorm van psychotherapie waarbij zowel het verstand als het gevoel een belangrijke rol spelen. RET is een vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT). De grondlegger van de therapie is Albert Ellis (1913-2007).
Het zijn niet de problemen zelf die het ons zo moeilijk maken, maar de manier waarop we tegen deze problemen aankijken; Volgens Ellis ontstaan problemen vooral door de manier waarop we aankijken tegen de gebeurtenissen die ons overkomen.
REBT toepassen in 8 stappen: bijlage 13 + p. 105

Slide 87 - Tekstslide

Epictetus, een filosoof die leefde van 55 tot 135 na Christus, zei het al: “Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun gedachten erover.” Dit gegeven ligt aan de basis van de Rationeel-Emotieve Therapie (RET of REBT). Je kunt jezelf in de weg zitten door overtuigingen die je hebt. Gelukkig kun je daar ook iets aan doen.
Rationeel-emotieve therapie of Rationeel-emotieve gedragstherapie (RET/REBT) is een vorm van psychotherapie waarbij zowel het verstand als het gevoel een belangrijke rol spelen. RET is een vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT). De grondlegger van de therapie is Albert Ellis (1913-2007).
Het zijn niet de problemen zelf die het ons zo moeilijk maken, maar de manier waarop we tegen deze problemen aankijken; Volgens Ellis ontstaan problemen vooral door de manier waarop we aankijken tegen de gebeurtenissen die ons overkomen.
REBT toepassen in 8 stappen: zie  ook p. 105
  1. Beschrijf de gebeurtenis (G) helder, feitelijk en zonder waardeoordeel.
  2. Beschrijf je gevoelens en gedrag (G+G): noteer alle gevoelens en gedragingen op en kijk over welke
    je het meest ontevreden bent
  3. Beschrijf je gedachten (G): spoor de gedachten op die voor het ongewenste gedrag zorgden
  4. Beschrijf je gewenste gedrag: welk gedrag wil je wél in dezelfde situatie?
  5. Daag je ineffectieve gedachten uit: laat je oude gedachten - waarvan je bent gaan inzien dat ze 
    onlogisch of niet helpend zijn - op een goede manier los
  6. Vervang je ineffectieve gedachten door effectieve gedachten: stel de vraag 'Welke gedachte zou mij kunnen helpen om tot mijn gewenste gedrag te komen?'
  7. Controleer of het werkt: doe je ogen dicht en stel je de situatie opnieuw voor en zie of je met het gewenste gedrag zou reageren. Wees hier wel doorzettend!
  8. Oefenen, oefenen, oefenen! Je moet blijvend oefenen om baat te hebben. Oude gedachten zijn hardnekkig, dus je zal voldoende moeten reflecteren (in meerdere situaties) om tot een goed resultaat te komen.

Slide 88 - Tekstslide

Epictetus, een filosoof die leefde van 55 tot 135 na Christus, zei het al: “Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun gedachten erover.” Dit gegeven ligt aan de basis van de Rationeel-Emotieve Therapie (RET of REBT). Je kunt jezelf in de weg zitten door overtuigingen die je hebt. Gelukkig kun je daar ook iets aan doen.
Rationeel-emotieve therapie of Rationeel-emotieve gedragstherapie (RET/REBT) is een vorm van psychotherapie waarbij zowel het verstand als het gevoel een belangrijke rol spelen. RET is een vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT). De grondlegger van de therapie is Albert Ellis (1913-2007).
Het zijn niet de problemen zelf die het ons zo moeilijk maken, maar de manier waarop we tegen deze problemen aankijken; Volgens Ellis ontstaan problemen vooral door de manier waarop we aankijken tegen de gebeurtenissen die ons overkomen.
REBT toepassen in 8 stappen
  • Bijlage 14 p. 138: bereid per 2 voor:
    je krijgt ofwel de visie van de vader
    ofwel die van de zoon toegewezen
  • Zet de situatie in het GGGG-schema.
    Ontleed de 8 stappen en zorg dat je
    kan toelichten.
  • Impro-gesprek: therapeut-cliënt (indien tijd)

Slide 89 - Tekstslide

Epictetus, een filosoof die leefde van 55 tot 135 na Christus, zei het al: “Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun gedachten erover.” Dit gegeven ligt aan de basis van de Rationeel-Emotieve Therapie (RET of REBT). Je kunt jezelf in de weg zitten door overtuigingen die je hebt. Gelukkig kun je daar ook iets aan doen.
Rationeel-emotieve therapie of Rationeel-emotieve gedragstherapie (RET/REBT) is een vorm van psychotherapie waarbij zowel het verstand als het gevoel een belangrijke rol spelen. RET is een vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT). De grondlegger van de therapie is Albert Ellis (1913-2007).
Het zijn niet de problemen zelf die het ons zo moeilijk maken, maar de manier waarop we tegen deze problemen aankijken; Volgens Ellis ontstaan problemen vooral door de manier waarop we aankijken tegen de gebeurtenissen die ons overkomen.
REBT 
Therapie met Evy (Archief voor Onderwijs)
Volg de (eerste 10 minuten van de)
sessie die Evy heeft met haar 
therapeut.
 Probeer zelf de verschillende
stappen uit het REBT-proces terug te 
vinden.


Slide 90 - Tekstslide

Epictetus, een filosoof die leefde van 55 tot 135 na Christus, zei het al: “Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun gedachten erover.” Dit gegeven ligt aan de basis van de Rationeel-Emotieve Therapie (RET of REBT). Je kunt jezelf in de weg zitten door overtuigingen die je hebt. Gelukkig kun je daar ook iets aan doen.
Rationeel-emotieve therapie of Rationeel-emotieve gedragstherapie (RET/REBT) is een vorm van psychotherapie waarbij zowel het verstand als het gevoel een belangrijke rol spelen. RET is een vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT). De grondlegger van de therapie is Albert Ellis (1913-2007).
Het zijn niet de problemen zelf die het ons zo moeilijk maken, maar de manier waarop we tegen deze problemen aankijken; Volgens Ellis ontstaan problemen vooral door de manier waarop we aankijken tegen de gebeurtenissen die ons overkomen.

Slide 91 - Link

Deze slide heeft geen instructies

3.2.3 Attributie p. 106

Slide 92 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.3 Attributie p. 106

Attributie =
  • ideeën die mensen hebben over de oorzaken van bepaalde gebeurtenissen
  • verklaringen die men geeft aan het eigen gedrag of dat van anderen

Lees het voorbeeld van Silke p. 106 
-> haar gedrag is afhankelijk van hoe ze de situatie gaat
begrijpen

Slide 93 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.4
Attributieproces

Slide 94 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Attributieproces: 
1: resultaten van het gedrag
= uitgangspunt van elke attributie




Ik ben 10kg bijgekomen.

Slide 95 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Attributieproces: 
2: Affect of gevoel
Een bepaalde emotie/gevoel die je hebt met betrekking tot dat resultaat/situatie/gebeurtenis:

+     positief resultaat stemt tevreden
-     negatief resultaat is aanleiding
       tot ontgoocheling/negatieve 
       gevoelens/ontevreden

Ik vind het heel erg dat ik ben bijgekomen. Ik ben teleurgesteld!

Slide 96 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Attributieproces: 
3: Causale antecedenten
                                                   Conclusies uit positief/negatief resultaat...








Ik werd nog nooit met de dood geconfronteerd. Ik heb een laag zelfbeeld en ben erg onzeker. Ik heb het karakter om te diëten, maar herval regelmatig. Eten is een vorm van troost voor mij.







Slide 97 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Attributieproces: 
4: Causale attributies: je schrijft je gedrag aan bepaalde factoren toe
Interne locus: Ik ben een 
zwak en labiel persoon 
zonder karakter.

Stabiel: Ik ben een echte 
jojo! Ik kan nooit
volhouden!

Oncontroleerbaar: Ik kan
er gewoon niks aan
doen. Ik ben labiel.

Slide 98 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Attributieproces: 
5: Psychologische gevolgen
  • Cognitieve gevolgen = wat je denkt!
     - verwachting van succes
     - verwachting van mislukking
Ik ben weeral niet geslaagd in mijn opzet om af te vallen en mijn gewicht te behouden.
Ik verwacht dat dit mij nooit zal lukken!  

  • Affectieve gevolgen = wat je voelt!
Afhankelijk van de attributies die je maakt, zullen er bepaalde gevoelens optreden:
     - Locus of control: zelfwaardering/ verlaging ervan
     - Stabiliteit: hoop/wanhoop
     - Controleerbaarheid: schaamte/schuld/trots
Ik verklaar het feit dat ik ben bijgekomen intern, stabiel en oncontroleerbaar. Ik voel me erg zielig en wentel me in zelfmedelijden. Ik voel me gefrustreerd omdat ik mezelf niet in de hand heb.






Slide 99 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Attributieproces: 
6: Gevolgen voor het gedrag
Verwachtingen en gevoelens die uit de attributie volgen, zullen het verdere gedrag (in de toekomst) bepalen.





Ik ga blijven hervallen in mijn gekende gewoonten. Regelmatig dieet ik en val ik verschillende kilo's af, maar als er dieptepunten zijn in mijn leven zal ik terug ongezond eten en bijkomen. Ik ga mezelf beklagen en zielig vinden. Hierdoor wordt mijn zelfbeeld nog meer negatief. Het lijkt wel een vicieuze cirkel.

Slide 100 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Attributieproces: 

  • Maak nu Bijlage 15 p. 140.
  • Na de bespreking maak je 
    Bijlage 16 p. 141.

Slide 101 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Attributieproces: Bijlage 16 p. 141

Slide 102 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.6 Locus of control p. 109








Ben je overwegend akkoord met de linker- of met de rechterkolom?

Slide 103 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.6 Locus of control p. 109

Slide 104 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.6 Locus of control p. 109: vormen van Locus of control

  1.  Interne Locus of Control: je gelooft dat jij altijd controle hebt over wat er gebeurt. Hierdoor ben je geneigd om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor je daden, en doet de mening van anderen je iets minder. Dit maakt je zelfredzaam, zelfstandig en onafhankelijk.
  2. Externe Locus of Control: je gelooft dat je geen controle hebt over wat er gebeurt en dat externe factoren invloed hadden op jouw situatie. Bij succes denk je dat je geluk heb gehad. En als de situatie even tegenzit, zie je niet zo snel hoe je die situatie kunt veranderen. Hierdoor voel je je machteloos of hulpeloos.
Locus of control versus Self-serving bias
Cognitieve processen zoals locus of control heeft een effect op de self-serving bias. Personen met een externe locus of control hebben meer kans op het ervaren van de self-serving bias na een mislukking, dan degenen met een interne locus of control.
Bij een externe locus of control schrijf je alles (zowel successen als mislukkingen) toe aan externe factoren. Terwijl bij de self-serving bias juist de focus ligt op externe factoren bij alleen mislukkingen.
 







Slide 105 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.7 De fundamentele attributiefout p. 109-110
= denkfouten van mensen
Fundamentele attributiefout = cognitieve vooringenomenheid’ of attributietheorie (sociale psychologie) = de neiging om een persoon in een onaangename situatie in een slecht daglicht te beoordelen en zijn/haar gedrag toe te schrijven aan interne oorzaken en kwaliteiten in plaats van inzicht te krijgen in de situatie of omstandigheden waardoor de persoon zich op die manier kan gedragen
+
Aan de andere kant: als we dezelfde fouten zouden maken, zouden we de oorzaken gemakkelijk toeschrijven aan externe factoren.
Dus eigenlijk: de overschatting van de eigenschappen van iemands persoonlijkheid en de onderschatting van onze eigen persoonlijke kwaliteiten in relatie tot een bepaalde situatie.

Slide 106 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.7 De fundamentele attributiefout p. 109-110
= denkfouten van mensen

• Je loopt een winkel binnen en iemand botst tegen je aan. Wat is de eerste gedachte die bij je opkomt? Dat de persoon die je tegenkwam onvoorzichtig is, niet kijkt waar hij heen gaat, niet weet hoe hij zich in het openbaar moet gedragen…? Al deze en vele andere gedachten en oordelen over hem worden in je geest gecreëerd, zonder je bewust te zijn van de situatie waarin de persoon zich kan bevinden.
Hier maak je een fundamentele attributiefout, omdat je bepaalde kenmerken aan de persoon toeschrijft op basis van dat ene incident, zonder zich ervan bewust te zijn hoe hij eigenlijk kan zijn.

• Jouw vriend zakt voor een examen dat jullie beiden hebben afgelegd. Hij heeft precies altijd een laag cijfer… Je begint te denken dat hij lui is; meer betrokken bij andere activiteiten dan studeren; niet geïnteresseerd is in studies... Het is echter mogelijk dat deze persoon problemen heeft met het bewaren van informatie, of dat er omstandigheden thuis kunnen zijn waardoor hij niet genoeg kan studeren voor een komende test.


Slide 107 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.7 De fundamentele attributiefout p. 109-110
= denkfouten van mensen

• Iemand heeft moeite met het starten van zijn auto. Je besluit de persoon te helpen door te adviseren wat ze moeten doen om de auto te starten. De persoon reageert boos, maakt onverschillige gebaren of negeert je gewoon. Hierdoor word je zelf boos en beziet de persoon als een onbeschoft iemand die geen waarde hecht aan de hulp die iemand probeert te bieden.
Het is mogelijk dat veel mensen deze persoon reeds hetzelfde advies hebben gegeven en dat het niet werkte of dat de persoon al een zware dag heeft gehad en de kapotte auto de kers op de taart was waardoor hij zo reageerde.



Slide 108 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.7 De fundamentele attributiefout p. 109-110
= denkfouten van mensen










Zie voorbeelden cursus + maak bijlagen 18 + 19 p. 147-150

Slide 109 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.6 Locus of control p. 109
~ sterke correlatie met emoties en gedrag

  • Interne locus of control ~ geloof van invloed op resultaten in hun leven:
- doen vaker autogordel om
- behalen hogere cijfers
- leven gezonder (meer lichaamsbeweging+gezonder eten)
- minder (snel) stress
- vrouwen met interne locus of control: sneller borstonderzoek (overtuiging dat acties impact hebben op ontdekken van kanker en dus gezond te blijven)

  • Externe locus of control ~ nauwelijks of geen invloed op resultaten in hun leven
- onderpresteren
- minder bezig met gezonde levensstijl
- vaker voorkomen van depressies
- niet geplaagd door schuldgevoelens of zelfverwijten (want beslissingen liggen toch buitenaf)

Bijlage 17 p. 142-146: 2 groepen (groep 1 leest voorbeeld 1+3 / groep 2 leest voorbeeld 2 - leg uit aan elkaar)


Slide 110 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.7 De fundamentele attributiefout p. 109-110
= denkfouten van mensen
Met de fundamentele attributiefout wordt de neiging bedoeld om gedragingen van anderen te wijten aan de persoonlijkheid of het karakter van die ander

Slide 111 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.7 De fundamentele attributiefout: voorbeeld Temptation Island
Testen relatie: vertrekken met het idee: 'onze relatie
is hiertegen bestand'

Misstap?
IK? -> Sfeer, opdringerig, alcohol...
= extern
DE ANDER ? -> Zwak karakter, ontrouw…
= intern




Slide 112 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.7 De fundamentele attributiefout: voorbeelden attributiefouten (bijlage 18)
Te laat op school
Ik: drukke ochtend, druk verkeer
De ander: altijd te laat

Vaas op de grond tijdens een spel.
Ik: mama had de vaas in de weg gezet
De ander : roekeloos gedrag

Werkloos zijn
Ik: vriendjespolitiek, zijn racistisch, …
De ander : te lui, doen geen moeite om werk te zoeken

Seropositief
Ik: pech, besmet bloed, besmette partner
De ander : losbandigheid, …





Slide 113 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3.2.8 Attributies beïnvloeden het zelfbeeld p. 111

Slide 114 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 115 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GROEPSWERK: presentatie rond thema's 

Slide 116 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GROEPSWERK: presentatie rond thema's 
Groep 1: Burnout bij jongeren anno 2023
Groep 2: Emotieregulering bij jongeren
Groep 3: Emoties bij jongeren

Slide 117 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 118 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies