Karel probeerde daarom het bestuur van de Nederlanden te verbeteren door meer vanuit Brussel te regeren, waar hij zijn hof had. Dit noemen we centralisatie.
Als Karel bijvoorbeeld snel geld nodig had, riep hij afgevaardigden uit alle gewesten tegelijk bij elkaar. Zo’n bijeenkomst heette de Staten-Generaal. De hertogen van Bourgondië waren hiermee begonnen en Karel zette deze gewoonte voort.
Ook stelde Karel speciale raden in die hem adviseerden. Sommige raadsleden waren edelen (edelen?), maar Karel benoemde ook ambtenaren die aan de universiteit hadden gestudeerd. Vaak kwamen die uit de burgerij. De edelen vonden dit niet leuk, zij hadden eerder altijd die banen gehad.