Tips voor het schrijfexamen
1. Begin een zin met een hoofdletter.
2. Voor de woorden 'en' en 'of' komt nooit een komma en je begint een zin ook nooit met deze woorden.
3. Voor de woorden 'want', 'maar', 'omdat', 'namelijk', 'zodat' en 'zoals' plaats je altijd een komma en je begint een zin nooit met deze woorden.
4. Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
5. Samenstellingen schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar, tenzij dit voor uitspraakverwarring zorgt.
6. Cijfers schrijf je (tenzij het om een datum gaat) zoveel mogelijk voluit.
7. Gebruik geen afkortingen in formele teksten.
8. Twijfel je of je zinnen achter elkaar kunt plakken? Maak dan twee zinnen. Je kunt beter iets vaker een kortere zin op de juiste manier schrijven, dan een lange zin op de verkeerde manier.
9. Gebruik beeldspraak alleen als je zeker weet dat je het op de juiste manier gebruikt en gebruik het niet te vaak.