3F

Les Nederlands
Voorbereiding schrijfexamen
spellingsoefening
werkwoordspelling
schrijfopdracht
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les Nederlands
Voorbereiding schrijfexamen
spellingsoefening
werkwoordspelling
schrijfopdracht

Slide 1 - Tekstslide

De diskjockey ........ de apparatuur waardoor de muziek vervormde.
A
overbellaste
B
overbelaste
C
overbelastte
D
overbellastte

Slide 2 - Quizvraag

Gelukkig hebben alle inzittenden van het vliegtuig de ........ overleefd.

A
creche
B
crache
C
crash
D
crèche

Slide 3 - Quizvraag

In ........ schrift wordt de letter R als een P geschreven.

A
Cyrillisch
B
ciryllisch
C
cyrillisch

Slide 4 - Quizvraag

Dat ______ je toch niet te voor de voeten geworpen? (worden)

A
word
B
wordt
C
wort

Slide 5 - Quizvraag

Heb je je nog ___________
tijdens de les? (vervelen)

A
vervelt
B
verveelt
C
verveeld
D
verveeld

Slide 6 - Quizvraag

Hij
____________ toen van mij dat ik de rekening betaalde. (verwachten)
A
verwachte
B
verwachtte

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Tips voor het schrijfexamen
1. Begin een zin met een hoofdletter.
2. Voor de woorden 'en' en 'of' komt nooit een komma en je begint een zin ook nooit met deze woorden.
3. Voor de woorden 'want', 'maar', 'omdat', 'namelijk', 'zodat' en 'zoals' plaats je altijd een komma en je begint een zin nooit met deze woorden.
4. Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
5. Samenstellingen schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar, tenzij dit voor uitspraakverwarring zorgt.
6. Cijfers schrijf je (tenzij het om een datum gaat) zoveel mogelijk voluit.
7. Gebruik geen afkortingen in formele teksten.

8. Twijfel je of je zinnen achter elkaar kunt plakken? Maak dan twee zinnen. Je kunt beter iets vaker een kortere zin op de juiste manier schrijven, dan een lange zin op de verkeerde manier.

9. Gebruik beeldspraak alleen als je zeker weet dat je het op de juiste manier gebruikt en gebruik het niet te vaak.

Slide 9 - Tekstslide

Meer tips
7. Gebruik geen afkortingen in formele teksten.
8. Twijfel je of je zinnen achter elkaar kunt plakken? Maak dan twee zinnen. Je kunt beter iets vaker een kortere zin op de juiste manier schrijven, dan een lange zin op de verkeerde manier.
9. Gebruik beeldspraak alleen als je zeker weet dat je het op de juiste manier gebruikt en gebruik het niet te vaak.



Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
1. Een betogend artikel van 250 woorden
2. Een zakelijke brief  
mail de opdrachten naar 5253@drenthecollege.nl

Slide 11 - Tekstslide